6 Inbedrijfstelling
Na het verstrijken van deze tijd hangt het van de
omstandigheden voor de zonne-energielading af of de
collectorpomp verder loopt of uitschakelt.
h
Aanwijzing!
Bij de eerste ingebruikneming van de installatie
kan het zijn dat zich lucht in/voor de collector-
pomp bevindt. Daarom is het eventueel nodig
om de pomp meerdere keren te herstarten om
de lucht te verdringen. Bij een lopende collec-
torpomp kunnen er hierbij geluiden en trillingen
ontstaan die echter geen probleem vormen.
Als bij een lopende collectorpomp in het kijkglas
(1) van de zonneleiding alleen nog collectorvloei-
stof zonder luchtbellen in de richting van de
collector stroomt, bevindt zich geen lucht meer
in de collectorpomp.
• Wacht tijdens de vulmodus (aanlopende collector-
pomp, af fabriek op negen minuten ingesteld) zeven
minuten lang af en open dan bij een verder lopende
collectorpomp voorzichtig de kraan (2) aan de boven-
ste vulaansluiting. Het is mogelijk dat er een beetje
collectorvloeistof onder druk uit de slang komt.
Daarna wordt er lucht hoorbaar in het systeem (7)
gezogen.
• Na enkele seconden wordt er geen lucht meer ingezo-
gen. Sluit nu de kraan (2) aan de bovenste vulaanslui-
ting opnieuw.
Attentie!
a
Het zonnesysteem moet absoluut bij de eerste
ingebruikneming (en na elke verversing van de
collectorvloeistof) in de vultijd van het zonne-
systeem (af fabriek op negen min. ingesteld) be-
lucht worden.
Het beluchten moet precies tijdens de vulmodus
gebeuren; Vaillant raadt aan om na zeven min.
het bovenste vulventiel te openen.
Als het beluchten op een ander tijdstip gebeurt,
dan kan dit tot schade aan het zonnesysteem
leiden. Vaillant kan in dit geval niet aansprake-
lijk gesteld worden voor de werking van het zon-
nesysteem.
• Neem de slang van de bovenste vulaansluiting weg.
6.4
Dichtheid van het zonnesysteem controleren
• Controleer bij aanlopende collectorpomp of uit de
schroefverbindingen van de zonnekoperbuis op het
dak of bij de boilereenheid collectorvloeistof naar bui-
ten komt.
22
Attentie!
a
Bescherm de zonneaansluitingen aan de collec-
tor en aan de zonneboiler door tegenhouden bij
het vastdraaien tegen schade.
• Draai de schroefverbindingen evt. vaster aan.
• Ommantel na de dichtheidstest ook op het dak alle vrij
liggende zonneleidingen en de klemringschroefverbin-
dingen met geschikt isolatiemateriaal.
6.5
Mengerthermostaat instellen
Het hete water uit de boiler kan door het mengen van
heet en koud water met een door de klant te plaatsen
mengthermostaat op een gewenste maximumtempera-
tuur tussen 40 °C en 65 °C ingesteld worden.
• Regel de mengthermostaat zodanig dat de door
u gewenste temperatuur aan de warmwaterkranen
in acht genomen wordt.
Gevaar!
H
Gevaar voor verbranding of brandwonden!
Om een doeltreffende beveiliging tegen verbran-
ding te garanderen, stelt u de mengthermostaat
op < 60 °C in en controleert u de temperatuur
bij een warmwatertappunt.
Installatie- en onderhoudshandleiding auroSTEP plus 0020111137_00