10.4.1. Aansluiting van een gasfles
met een vast ingebouwde
gasklep
(Zie afbeelding 9)
Controleer of de dichting aan het verbindingsstuk
van de gasflesklep aanwezig en onbeschadigd is.
Gebruik geen extra dichtingen. De gasklep van de
fles moet tijdens de gehele installatie gesloten
blijven.
Laat een kleine hoeveelheid gas ontsnappen om
eventueel aanwezig vuil uit de gasflesklep te
verwijderen.
Schroef de kartelmoer van de drukregelaar zonder
gereedschap handmatig linksom vast en sluitend op
het aansluitstuk van de gasflesklep.
Afbeelding 8.
EEN DICHTHEIDSCONTROLE MET OPEN VLAM IS NIET TOEGESTAAN!
NIET ROKEN! EXPLOSIE- EN VERBRANDINGSGEVAAR!
Schroef de kartelmoer van de slangleiding linksom
op het afvoerstuk van de drukregelaar. Voor het
sluitend vastdraaien van de kartelmoer moet u een
beksleutel met 17 mm bekwijdte gebruiken. Om te
voorkomen
dat
er
een
krachtoverbrenging op het aansluitstuk van de fles
ontstaat, moet met een tweede beksleutel de
drukregelaar worden tegengehouden. Deze
sleutelwijdte is afhankelijk van de uitvoering van de
drukregelaar.
Sluit het tweede uiteinde van de slangleiding aan
op het aansluitstuk van de box en borg de
slangleiding met een slangklem (afbeelding 8).
Open de gasklep en controleer de dichtheid van
alle verbindingen met een lekzoekspray.
Wanneer op de verbindingspunten geen blaasjes
ontstaan, zijn deze goed dicht.
Afdichting
Afbeelding 9.
NL
niet
toegestane
37