Inhoudsopgave
Advertenties
GEBRUIKSAANWIJZING
6 Meten
6.1
Meetmodus
Als u de gebruikersinterface "Meetmodus" hebt geopend, begint het toestel
automatisch met een meting wanneer een trillend voorwerp wordt
gedetecteerd. Door het meetapparaat te bewegen, kunnen laagfrequente
menselijke trillingen optreden die als meting op het display worden
weergegeven. In de standaardinstellingen wordt de riemspanning in Hertz
(Hz) als eerste waarde weergegeven. Onder deze waarde wordt de kracht van
de riem weergegeven in Newton (N). In het onderste deel van het display
staan de ingestelde waarden voor de massa van de band per meter
(gewichtssymbool) en de lengte van de band (bandsymbool). Deze waarden moeten voor elke riem
afzonderlijk worden ingesteld, maar zijn niet van belang als alleen de riemspanning moet worden
bepaald.
6.2 Voorbereidingen voor de meting
Om een eerste meting te kunnen uitvoeren, moet u eerst enkele instellingen
maken. Kalibratie van het toestel wordt aanbevolen na elke herstart. Voor
informatie over het uitvoeren van een kalibratie, zie hoofdstuk 5.4.
Om meetgegevens over de riemkracht te kunnen genereren, moet u eerst de
technische gegevens van de riem in het apparaat invoeren. Om dit te doen,
kiest u "Force" in het menu. Voer eerst de massa van de band in kilogram per
meter (kg/m) in. Bij de tweede stap moet u de bandlengte in meters (m)
invoeren (zie hoofdstuk 7). Bevestig uw keuze altijd met OK .
6.3 Meting uitvoeren
Als u zich nog steeds in het menu van het toestel bevindt, druk dan tweemaal op de meetmodustoets
. Nu is het toestel overgeschakeld naar de meetmodus en begint te meten wanneer trillingen
worden gedetecteerd. Voor een optimaal meetresultaat richt u de sensorkop zo uit dat de twee
meetdiodes of de witte sensorstrepen evenwijdig aan de band lopen. U krijgt de meest nauwkeurige
meting als de optioneel verkrijgbare sensor met lange zwanenhals en spiraalkabel PCE-BTM 2000 SHL
boven de band wordt geplaatst met behulp van de STAT-standaard. Dit vermijdt menselijke trillingen.
Bovendien moet de meetsonde zo ver mogelijk in het midden van de band worden geplaatst (zie
illustratie). De afstand tussen de sonde en de band moet tussen 10 en 25 mm bedragen. Breng nu de
band in trilling, b.v. met de optioneel verkrijgbare hamer.
10
Advertenties
Inhoudsopgave
