Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Een Route Omkeren; Sporen; Spoorinstellingen; Het Huidige Spoor Weergeven - Garmin GPS 73 Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

2
Selecteer Navigatie stoppen.

Een route omkeren

U kunt de begin- en eindpunten van uw route omwisselen om de
route in omgekeerde richting te volgen.
1
Selecteer Routeplanner.
2
Selecteer een route.
3
Selecteer Keer route om.

Sporen

Een spoor is een registratie van uw route. Het spoorlog bevat
informatie over de punten langs de vastgelegde route, inclusief
de tijd, de locatie en de hoogtegegevens voor ieder punt.

Spoorinstellingen

Selecteer Stel in > Sporen.
Spoorlog: Hiermee kunt u het vastleggen van sporen in- of
uitschakelen.
Opnamemethode: Hiermee selecteert u een methode om
sporen vast te leggen. Selecteer Auto om de sporen met
variabele intervallen vast te leggen voor een optimaal
resultaat.
Interval: Hiermee selecteert u een vastleginterval voor het
spoorlog. Bij frequenter vastleggen van spoorpunten ontstaat
er een gedetailleerder spoor, maar raakt het spoorlog ook
sneller vol.

Het huidige spoor weergeven

Selecteer in het hoofdmenu Sporenbeheer > Huidig spoor
> Bekijk kaart.

Het huidige spoor opslaan

1
Selecteer Sporenbeheer > Huidig spoor.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer Sla spoor op om het volledige spoor op te
slaan.
• Selecteer Sla deel op en selecteer een gedeelte.

Het huidige spoor wissen

Selecteer Sporenbeheer > Huidig spoor > Wis huidig
spoor.

Een spoor verwijderen

1
Selecteer Sporenbeheer.
2
Selecteer een spoor.
3
Selecteer Wis.

Navigeren met een opgeslagen spoor

Voordat u met behulp van een opgeslagen spoor kunt
navigeren, moet u eerst een spoor opslaan.
1
Selecteer Waarheen? > Sporen.
2
Selecteer een opgeslagen spoor.
3
Selecteer Ga.

De hoofdpagina's gebruiken

De informatie die u nodig hebt om dit toestel te bedienen, vindt u
op de pagina's met het hoofdmenu, de kaart, het kompas en de
reiscomputer.
1
Selecteer PAGE.
2
Selecteer de actieve hoofdpagina.

Kaart

geeft uw positie op de kaart aan. Wanneer u zich verplaatst,
verplaatst
zich ook en laat het een spoorlog (een spoor)
achter. Via-puntnamen en -symbolen worden weergegeven op
De hoofdpagina's gebruiken
de kaart. Als u naar een bestemming navigeert, wordt de route
met een streepjeslijn op de kaart gemarkeerd.

Navigeren met de kaart

1
Gebruik de pijlknoppen om de aanwijzer te verplaatsen.
2
Selecteer op de kaart SELECT > Ga.
Uw locatie wordt op de kaart aangegeven met een driehoek.
Wanneer u zich verplaatst, verplaatst de driehoek zich ook
en laat een spoorlog (een spoor) achter.
3
Selecteer
en
om in en uit te zoomen op de kaart.
De oriëntatie van de kaart wijzigen
1
Selecteer op de kaartpagina MENU > Stel in > Oriëntatie.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer Noord boven om het noorden boven aan de
pagina weer te geven.
• Selecteer Koers boven om uw huidige reisrichting boven
aan de pagina weer te geven.

De afstand meten op de kaart

U kunt de afstand tussen twee locaties meten.
1
Selecteer een locatie op de kaart.
2
Selecteer MENU > Afstand meten.
3
Verplaats de pin naar een andere locatie op de kaart.

Kaartinstellingen

Selecteer op de kaart MENU > Stel kaart in.
Oriëntatie: Hiermee stelt u in hoe de kaart wordt weergegeven
op de pagina. Selecteer Noord boven om het noorden boven
aan de pagina weer te geven. Koers boven geeft boven aan
de pagina een bovenaanzicht weer met uw huidige
reisrichting.
Gegevensvelden: Hiermee kunt u de gegevensvelden en
dashboards van kaart, kompas en stopwatch aanpassen.
Geavanceerde kaartinstellingen
Selecteer op de kaart MENU > Stel kaart in > Geavanceerde
kaartinstellingen.
Automatisch zoomen: Hiermee stelt u in dat het toestel
automatisch het zoomniveau selecteert om de weergave van
de kaart te optimaliseren. Als Uit is ingeschakeld, moet u
handmatig in- en uitzoomen.
Kies zoomniveau voor eigen via-punten: Hiermee stelt u het
zoomniveau in voor de weergave van via-punten op de kaart.
Via-punten worden niet weergegeven als het zoomniveau
van de kaart hoger is dan het geselecteerde niveau.
Kies tekstgrootte voor eigen via-punten: Hiermee stelt u de
tekstgrootte in voor via-punten op de kaart.

Kompas

Het kompas gebruikt GPS koers over de grond (COG) om u
naar uw bestemming te leiden en houdt geen rekening met
andere factoren die uw koers kunnen beïnvloeden, zoals
stromingen en getijden. Voor de navigatie kunt u gebruikmaken
van een peiling- of koerswijzer.

Navigeren met het kompas

Tijdens het navigeren naar een bestemming wijst
bestemming, ongeacht in welke richting u zich verplaatst.
1
Begin met navigeren naar een bestemming.
2
Selecteer Kompas.
3
Blijf draaien tot
naar de bovenkant van het kompas wijst en
volg die richting om naar uw bestemming te gaan.

Koerswijzer

De koerswijzer is vooral handig bij navigatie op het water of op
open plekken zonder grote obstakels. De koerswijzer kan u ook
naar uw
3

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave