4. De hoogte van uw zitting. Wanneer u uw zitting verhoogt, verhoogt u ook uw zwaartepunt en daarmee de
waarschijnlijkheid van alle mogelijke soorten kantelingen.
5. De hoek van uw zitting. Wanneer u de hoek van uw zitting vergroot (ten opzichte van de grond), verplaatst uw positie in
de rolstoel zich naar achteren, waardoor de kans op achterwaarts kantelen toeneemt.
6. De hoek van uw rugleuning. Wanneer u de hoek van uw rugleuning vergroot (ten opzichte van de grond), verplaatst uw
positie in de rolstoel zich naar achteren, waardoor de kans op achterwaarts kantelen toeneemt.
7. De hoogte van de achterkant van uw zitting. Wanneer u de hoogte van uw rugleuning verlaagt, maakt u het zich
gemakkelijker naar achteren te leunen, waardoor het zwaartepunt zich naar achteren verplaatst en de kans achterover
te kantelen toeneemt.
8. De positie van uw zwenkwielen. Wanneer u uw zwenkwielen naar achter op het frame verplaatst (in de richting van de
achterwielen), vergroot u de kans dat uw rolstoel voorover kantelt.
Andere factoren beïnvloeden uw zwaartepunt:
1. Een verandering in de positie van uw lichaam, houding of gewichtsverdeling. Bijvoorbeeld, als u voorover leunt,
verplaatst u het zwaartepunt naar voren en vergroot u de kans voorover te kantelen.
2. Rijden in uw rolstoel op een oprit of helling. Op een opwaartse helling verplaatst uw lichaamsgewicht zich naar
achteren, waardoor u het gevaar loopt een achterwaartse kanteling te maken. Op een neerwaartse helling verplaatst uw
lichaamsgewicht zich naar voren, waardoor u het gevaar loopt een voorwaartse kanteling te maken.
3. Het gebruik van een rugzak of andere objecten, en het gewicht dat hierdoor wordt toegevoegd. Bijvoorbeeld, wanneer
u veel gewicht in een rugzak met zich meedraagt, verplaatst het zwaartepunt zich naar achteren, hetgeen de kans op
achterover kantelen vergroot. Echter, het gebruik van een TiLite stoelbuidel onder de zitting voor zware objecten zal uw
zwaartepunt verlagen en het risico op een kanteling verkleinen, maar niet geheel wegnemen.
Om het risico op een kanteling te verkleinen, dient u:
1. Uw arts, verpleegkundige of therapeut te RAADPLEGEN om te bepalen welke as- en zwenkwielpositie, en andere
instellingen van uw rolstoel het meest geschikt voor u zijn.
2. Uw geautoriseerde dealer RAADPLEGEN VOORDAT u uw rolstoel verstelt. Vaak wordt een aanpassing die u wilt
maken ongedaan gemaakt door een andere aanpassing waarmee u geen rekening gehouden hebt. Bijvoorbeeld, u
wilt de hoek van de rugleuning naar achteren verstellen, hetgeen de kans op achterover kantelen vergroot. U houdt
er wellicht geen rekening mee dat u deze inclinatie ongedaan kunt maken door de achterwielen naar achteren te
verplaatsen. Uw geautoriseerde TiLite dealer kan u deskundig en persoonlijk advies geven in dergelijke situaties. Zie
"Uw Rolstoel Verstellen/Aanpassingen maken" op pagina 1-2.
3. Zorg er ALTIJD voor dat iemand u bijstaat totdat u de zwaartepunten van uw rolstoel aanvoelt en u zich geheel
comfortabel voelt de rolstoel onder alle omstandigheden te gebruiken en kantelen kunt voorkomen.
4. Gebruik ALTIJD anti-tips. Zie "Uw Rolstoel Verstellen/Aanpassingen maken" op pagina 1-2.
Indien u deze Waarschuwingen niet in acht neemt, loopt u het risico te vallen, te kantelen, of de controle over de rolstoel te
verliezen, en uzelf of anderen letsel toe te brengen, of de rolstoel te beschadigen als gevolg daarvan.
B. DE ROLSTOEL IN- EN UITSTAPPEN
I
WAARSCHUWING
Uw rolstoel in- en uitstappen is een van de meest gevaarlijke handelingen die u kunt doen in relatie tot uw rolstoel. Het vereist een
goed evenwicht, beweeglijkheid en soepelheid van het bovenlichaam. Op een bepaald moment tijdens het in- of uitstappen bevindt
er zich geen zitting onder u en bevindt de stoel, het bed enz. waarop u plaatsneemt of waarvan u opstaat zich ook niet onder u.
Belangrijke regels die u helpen het risico op vallen tijdens het in- en uitstappen te verkleinen, worden hieronder uiteengezet:
1. Werk ALTIJD samen met uw arts wanneer u leert om veilig in- en uit te stappen.
2. Vraag uw arts ALTIJD u de juiste lichaamshouding tijdens het in- en uitstappen te leren en u te laten zien hoe u zichzelf
kunt ondersteunen tijdens het in- en uitstappen.
3. Laat u ALTIJD helpen wanneer u in- of uitstapt, totdat u hebt geleerd om zelf veilig in- en uit te stappen en totdat u
voldoende kracht en coördinatie in uw bovenlichaam hebt ontwikkeld.
4. Plaats uw rolstoel ALTIJD zo dicht mogelijk bij de zitting (bed, enz.) waarop u plaatsneemt. Indien mogelijk, gebruik een
transferplank.
5. Vergrendel de achterwielen ALTIJD met wielblokkering wanneer u in- of uitstapt. Dit voorkomt dat de achterwielen
beginnen te rollen. Wanneer uw rolstoel uitgerust is met wielvorkvergrendeling, vergrendel deze dan ALTIJD voordat
u in- of uitstapt. Wielvorkvergrendeling voorkomt dat de zwenkwielen verdraaien (maar niet dat ze gaan rollen).
OPMERKING: Wielblokkering en wielvorkvergrendeling voorkomen NIET dat uw rolstoel wegglijdt of kantelt.
6. Als uw wielen (opblaasbare) luchtbanden hebben, zorg dan ALTIJD dat deze voldoende opgepompt zijn. De
wielblokkeringsmechanismen kunnen losglijden als de bandendruk laag is, waardoor de rolstoel onverwachts kan gaan
OM_TX_0413RevA
HOOFDSTUK 1: WAARSCHUWINGEN
1-7
TX Gebruikershandleiding