12
De installatie controleren
Nr.
1
De SmartLogger goed is geï nstalleerd.
Alle massakabels goed zijn aangesloten, zonder onderbrekingen of
2
kortsluiting.
Ongebruikte poorten (zoals RF1, RF2, optische Ethernet-poort en
3
Ethernet-poort) worden beschermd door stofdichte pluggen.
De routing voor de voedingskabel en de signaalkabel voldoet aan
4
de vereisten voor het routeren van hoogspannings- en
laagspanningskabels en voldoet aan het bekabelingsplan.
Kabels zijn keurig opgebonden en de kabelbinders zijn gelijkmatig
5
en netjes in dezelfde richting vastgezet.
6
Er geen onnodige plakband of kabelbinder op de kabels zit.
13
Het systeem inschakelen
13.1
Inschakelprocedure
1. Steek de uitgangsklem van de voedingsadapter in de 12V-IN-poort van de SmartLogger.
2. Steek de voedingskabel in de voedingsadapter.
3. Steek de stekker van de stroomkabel in een wisselstroom-stopcontact.
OPMERKING
De nominale invoer van de voedingsadapter is 100-240 V AC, 50 Hz of 60 Hz.
Selecteer een wisselstroom-stopcontact dat overeenkomt met de voedingsadapter.
4. Schakel de stroomonderbreker van het wisselstroom-stopcontact in.
5. Schakel de opwaartse stroomonderbreker van de AC-voedingskabel in.
OPMERKING
Stap 5 moet alleen worden uitgevoerd in het PLC (MBUS)-netwerkscenario.
In een scenario zonder smart array controller, plaatst u de voedingsadapter bovenop de
SmartLogger en zet u de voedingsadapter vast met een kabelbinder.
De adapters en aansluitingen variëren in verschillende regio's. De volgende afbeelding van het
typeplaatje is slechts ter informatie. De werkelijke voorwerpen prevaleren.
Controleer of
26
Controleresultaat
□ Geslaagd □ Mislukt
□ Geslaagd □ Mislukt
□ Geslaagd □ Mislukt
□ Geslaagd □ Mislukt
□ Geslaagd □ Mislukt
□ Geslaagd □ Mislukt