Veiligheidsmaatregelen
3. Reparatie aan afgedichte
onderdelen
• Tijdens reparaties aan afgedichte
onderdelen moeten alle elektrische
voedingen worden losgekoppeld
van de apparatuur waaraan gewerkt
wordt, voordat afdekkingen e.d.
worden verwijderd.
• Als het absoluut noodzakelijk
is dat er tijdens het onderhoud
een elektrische voeding is naar
de apparatuur, dan moet er een
doorlopend werkende vorm van
lekdetectie worden aangebracht
op het meest kritische punt om
te waarschuwen voor mogelijk
gevaarlijke situaties.
• In het bijzonder moet er
aandacht worden besteed dat bij
werkzaamheden aan elektrische
onderdelen de behuizing niet
zodanig wordt gewijzigd dat
het beschermingsniveau wordt
aangetast. Dit houdt ook in
schade aan kabels, overmatig
aantal aansluitingen, niet originele
aansluitklemmen, schade aan
afdichtingen, onjuist aanbrengen van
doorvoeringen, enz.
• Zorg ervoor dat de apparatuur stevig
gemonteerd is.
• Zorg ervoor dat afdichtingen of
afdichtingsmateriaal niet zodanig is
verweerd dat ze niet langer geschikt
zijn om het binnendringen van
brandbare gassen te voorkomen.
• Vervangende onderdelen moeten
overeenkomen met de specifi caties
van de fabrikant.
OPMERKING: Het gebruik van
siliconenkit kan de effectiviteit van
sommige typen detectieapparatuur
voor lekkages negatief beïnvloeden.
Intrinsiek veilige onderdelen hoeven
niet te worden afgeschermd voordat
er aan gewerkt wordt.
12
4. Reparaties aan intrinsiek veilige
onderdelen
• Breng niet een permanente
inductieve belasting of
belastingscapaciteit aan op het
circuit zonder ervoor te zorgen dat
deze niet de toelaatbare spanning en
stroom voor de gebruikte apparatuur
overschrijdt.
• Intrinsiek veilige onderdelen zijn de
enige waaraan gewerkt mag worden
in de buurt van brandbare gassen,
terwijl er spanning op staat.
• De testapparatuur moet de juiste
specifi caties hebben.
• Vervang onderdelen alleen met
onderdelen die door de fabrikant
zijn voorgeschreven. Andere dan de
door de fabrikant voorgeschreven
onderdelen kunnen ontbranding
veroorzaken van koelmiddel
dat door een lek in de lucht is
terechtgekomen.
5. Bekabeling
• Controleer dat de bekabeling niet
wordt blootgesteld aan slijtage,
corrosie, overmatige druk, trillingen,
scherpe randen of andere negatieve
effecten uit de omgeving.
• De controle moet ook rekening
houden met het effect van
veroudering of doorlopende trillingen
van bronnen zoals compressoren of
ventilatoren.
6. Detectie van brandbare
koelmiddelen
• Onder geen enkele omstandigheid
mogen mogelijke ontstekingbronnen
worden gebruikt bij het zoeken naar
of detecteren van lekkages van
koelmiddel.
• Een halogenide fakkel (of elke
andere detector met een
onafgeschermde vlam) mag niet
worden gebruikt.