Installatiehandleiding
16
4.3 Plaatsing
De afbeelding toont de aanbevolen afstand tot wanden en/of andere machines.
B
A
A
fig.X00959
Let op:
De machine moet zo worden geplaatst dat er voldoende ruimte is voor het uitvoeren van werkzaamheden
door zowel de gebruiker als onderhoudspersoneel.
Wanneer de gegeven aanbevelingen in acht worden genomen, kan er gemakkelijk toegang worden verkregen voor
onderhouds- en servicehandelingen.
In het geval van ruimtegebrek is het mogelijk om de machines te installeren zonder de aanbevelingen in acht te ne-
men. Denk er in dat geval aan dat het nodig kan zijn om andere machines los te koppelen en te verplaatsen om de
betreffende machine te kunnen bereiken en onderhoud te verrichten.
4.4 Afvoeraansluiting (alleen bij machines met een warmtepomp)
Sluit de afvoer aan op de verwarmingspompeenheid.
Let op:
Het afgevoerde condenswater (4) en het koelwater (5) moeten worden aangesloten op aparte afvoeren.
De slang (4) moet boven het waterpeil in de afvoerput worden geplaatst.
Let op:
De afvoer moet lager liggen dan de afvoer van de verwarmingspompeenheid. Anders stroomt het water terug
de machine in. Pas dit aan met de stelvoeten.
De slangen moeten licht doorhangen.
fig.W00609