Als de onderdelen van de brander verkeerd worden
Q
Q
geplaatst, kan de elektrische ontsteking niet
plaatsvinden.
Plaats de pannendrager precies en recht op de
X
X
gasbrander.
Typeplaatjes voor de sproeiers bevestigen
Kleef de meegeleverde typeplaatjes voor de sproeiers
X
X
op de juiste plaats, boven de typeplaatjes voor
de sproeiers op de onderkant van het kookveld
(zie afb. 4.46) en op de voorlaatste blz. van de
bedieningshandleiding.
Afb. 4.47
Typeplaatjes van de sproeiers bevestigen
4.14.4 Configuratiemenu gas
INFO De gassproeiers, gassoort, gasdruk en
gasmerklijnen mogen alleen door een erkende
vakman of door een BORA servicetechnicus
worden aangepast. Deze is ook verantwoordelijk
voor de deskundige gasinstallatie en
inbedrijfstelling.
INFO Gasmerklijn A mag niet worden gebruikt voor
vloeibaar gas (G30/31).
INFO Voor een veilige en vlotte werking van het
gaskookveld is het belangrijk dat u correcte
instellingen voor gassoort, gasdruk en gasmerklijn
hanteert.
INFO In de bedieningshandleiding vindt u gedetailleerde
instructies voor het gasconfiguratiemenu.
Leg de instellingen vast in het gasconfiguratiemenu
X
X
(zie bedieningshandleiding, hoofdstuk „Uitgebreid
menu").
4.15 Eerste gebruik
INFO Meer informatie over het bedienen van het
BORA Classic 2.0 systeem vindt u in de
bedieningshandleiding (zie hoofdstuk Bediening).
www.bora.com
Zorg ervoor dat alle toestellen vóór de eerste
X
X
inbedrijfstelling correct zijn aangesloten en een
stroomvoorziening hebben (gezekerd).
Uitzondering: Bij een eerste inbedrijfstelling mag
Q
Q
de keukenmonteur de besturingseenheid tijdelijk
van stroom voorzien voor het doorvoeren van de
basisconfiguratie (bijv. tijdens de bouwfase met
bouwstroom).
De doorgevoerde instellingen worden opgeslagen
Q
Q
en blijven ook na de scheiding van het stroomnet
bewaard.
De uiteindelijke stroomaansluiting van de apparaten
Q
Q
mag alleen door een erkend vakman worden
uitgevoerd.
Schakel het systeem in (houd de Power-knop
X
X
ingedrukt
).
Als indicatie van een ontbrekende basisconfiguratie
Q
Q
wordt op het display
C o n F
het motorsymbool rood.
Controleer of alle kookvelden worden weergegeven
X
X
overeenkomstig de installatie.
Controleer hiervoor het display op het
X
X
bedieningspaneel (kookzonedisplay).
Als kookvelden niet correct worden gedetecteerd:
Kookvelden die niet correct door het systeem worden
gedetecteerd, worden niet of enkel met een foutcode
weergegeven (zie ook de bedieningshandleiding,
E
hoofdstuk Storingen verhelpen).
Schakel het systeem uit (houd de Power-knop
X
X
ingedrukt
)
Controleer de aansluitingen van de
X
X
communicatiekabels.
Controleer de stroomaansluiting van de kookvelden.
X
X
Schakel het systeem opnieuw in en controleer of alle
X
X
kookvelden correct worden gedetecteerd.
Als alle kookvelden correct worden gedetecteerd:
Voer de basisconfiguratie uit.
X
X
4.15.1 Functietest
Onderwerp alle apparatuur aan een grondige
X
X
functietest.
Raadpleeg bij foutmeldingen het hoofdstuk „Storingen
X
X
verhelpen" in de bedieningshandleiding.
Functietest bij gaskookveld CKG
Schakel de kookzone in.
X
X
De elektronische gasregeling kalibreert zichzelf
(zoemgeluiden) en er volgt een automatische ontsteking
van de gasvlam op de geselecteerde kookzone.
De gasvlam brandt stabiel en gelijkmatig.
Montage
weergegeven en knippert
37
NL