6.4
Toestel in bedrijf nemen
6.5
Werkingstest
16
Controle-eenheid en sonde werden volgens hoofdstuk 6, pagina
12 gemonteerd.
Elektrische aansluiting werd volgens hoofdstuk 6.3, pagina 14
uitgevoerd.
Sonde is aan de controle-eenheid aangesloten.
Uitgangsrelais is bedraad (indien nodig)
Installatie aan het net aangesloten.
Lintkabel is met printplaat verbonden
Controle-eenheid is dichtgeschroefd.
Is aan alle voorwaarden voldaan, dan is het toestel bedrijfsklaar.
1.
Stroomvoorziening via de netzekering van het gebouw
inschakelen.
Het groene indicatielampje gaat branden.
2.
Werkingstest uitvoeren, zie hoofdstuk 6.5, pagina 16
Ten minste 1 x per jaar een werkingstest uitvoeren om een
goede functionaliteit te waarborgen.
Aan de sonde
De sonde van de Minimelder uit de vloeistof halen.
De sonde van de Maximelder in de vloeistof dompelen.
Het rode alarmlampje moet onmiddellijk branden en het
akoestische alarm moet weerklinken.
De alarmsignalen moeten vanzelf weer uitgaan als er geen
alarmsituatie meer voorhanden is.
Aan de controle-eenheid
Testtoets indrukken.
Het rode alarmlampje moet onmiddellijk branden en het
akoestische alarm moet weerklinken.
Minimelder, Minimelder-R, Maximelder-R