4.7.2.2
Weergegeven alarminstelling configureren en
bewerken
De volgende instellingen kunnen gedefinieerd en bewerkt worden.
Instelling
Titel
Meetpunten
Alarmgrenswaarde 1 en 2
Onderste grens, Bovenste grens
Vertraging van het alarm
Tijdsturing
Kanaalalarmen
Beschrijving
Benaming van de alarminstelling
(verplicht veld)
Groep meetpunten / Meetpunt, die /
dat bewaakt moet worden. Klik op het
controlehokje voor de groep
meetpunten / het meetpunt.
Verscheidene grenswaardebereiken
die voor verschillende periodes
kunnen worden gedefinieerd.
Waarden die bewaakt moeten worden
Minimum duur van een over-
/onderschrijding van een
grenswaarde, voordat er een
alarmering wordt gegeven. De
tijdsintervallen tussen de metingen
(meetfrequentie) moeten korter zijn
dan de vertraging van het alarm (bijv.:
meetfrequentie = 5 minuten,
vertraging van het alarm = 15
minuten).
Definieer hier individuele
alarmperiodes voor de
alarmgrenswaarden 1 en 2, of dat er
geen alarmgrenswaarde moet gelden.
Om de alarmgrenswaarde 1 en 2 vast
te leggen dubbelklikt u op een tijdstip
in de tabel of u trekt de gewenste
tijdspanne met de muis omhoog. In
periodes die in de tabel vrij worden
gelaten, ontvangt u geen alarmering.
Wanneer er geen alarmperiodes
worden gedefinieerd, dan zijn de
alarmgrenzen 24 uur per dag actief.
Wanneer er alarmperiodes worden
gedefinieerd, dan zijn de
grenswaarde-alarmen uitsluitend
actief binnen de gemarkeerde
periode.
Alarmering bij defecte sensor.
4 Bediening
35