Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Bedrijf
Tests
12.3
Controleer voordat u het luchtgordijn inschakelt of er geen zichtbare schade is en of de
veiligheidsinrichtingen correct werken.
AC-motor
1.
Schakel het luchtgordijn in.
2.
Controleer:
Draairichting/transportrichting
Probleemloze werking (eventuele
trillingen en geluiden)
Stroomverbruik
Vergelijk het stroomverbruik met
de nominale gegevens op het
typeplaatje.
Lekdichtheid van alle aansluitingen
3.
Schakel het luchtgordijn uit
13.
Bedrijf
Veiligheidsinstructies
13.1
Waarschuwing: Gevaar door elektrische spanning of bewegende onderdelen.
De installatie mag uitsluitend door toepasselijk gekwalificeerde personen worden bediend, zie voor
meer informatie hoofdstuk 2.2 Kwalificatie, (pagina 007).
Neem de plaatselijke en wettelijke installatievoorschriften in acht.
Voorwaarden
13.2
De installatie mag alleen worden geopend door personen die de installatie veilig kunnen bedienen.
Gebruik het luchtgordijn uitsluitend volgens de instructies in de bedieningshandleiding en functionele
beschrijving van de regelaar.
Het is niet toegestaan om veiligheidsvoorzieningen te demonteren, omzeilen of buiten werking te stellen.
Neem de installatie pas in gebruik na correcte montage.

Lamelleninstelling

13.3
De werking van de luchtgordijninstallatie wordt geoptimaliseerd door de uitblaaslamel correct in te
stellen. De lamel kan gedeeltelijk getrapt en bij sommige modellen traploos worden ingesteld.
Lamellen-/straalpijpinstelling in winterstand (horizontale montage): De lamel moet bij gebruik
in de winter (stookseizoen) zo worden ingesteld dat de luchtstroom naar buiten wordt geblazen. De
lucht stijgt dan ter hoogte van de drempel omhoog en houdt zo de binnenkomende koude lucht tegen.
De ventilatorstand moet zo worden gekozen dat de luchtstroom ter hoogte van de drempel ongeveer
met ruimtetemperatuur opstijgt.
Lamellen-/straalpijpinstelling in zomerstand (horizontale montage): Bij gebruik in de zomer
(airco) moet de luchtstroom naar binnen worden gericht, zodat de gekoelde lucht in de ruimte niet naar
buiten kan ontsnappen. De ventilatorstand moet zo worden gekozen dat de luchtstroom de grond
bereikt.
Lamellen-/straalpijpinstelling in winterstand (verticale montage): Bij gebruik in de winter
(stookseizoen) moet de luchtstroom in uitgaande richting ter hoogte van het tegenovergelegen
deurkozijn terechtkomen om zo de binnenkomende koude lucht tegenhouden. De ventilatorstand
moet zo worden gekozen dat de luchtstroom het deurkozijn op ca. ruimtetemperatuur bereikt.
Lamellen-/straalpijpinstelling in zomerstand (verticale montage): Bij gebruik in de zomer
(airco) moet de luchtstroom naar binnen worden gericht, zodat de gekoelde lucht niet naar buiten
kan ontsnappen.
28
EC-motor
Als de netspanning wordt ingeschakeld, activeert de
motor een korte initialisatiefase van enkele seconden.
Na de initialisatie is de stuuringang actief.
1.
Luchtgordijn inschakelen via de stuuringang.
2.
Controleer:
Start van de ventilator (ja/nee)
Probleemloze werking (eventuele trillingen en
geluiden)
Stroomverbruik
Vergelijk het stroomverbruik met de
nominale gegevens op het typeplaatje.
Lekdichtheid van alle aansluitingen
3.
Luchtgordijn uitschakelen via de stuuringang.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave