•
Niet opslaan of vervoeren bij een druk van minder dan 11,6 kPa en boven een
hoogte van meer dan 15.000 m.
•
Vervanging van een batterij door een verkeerd type dat een beveiliging kan
misleiden (bijvoorbeeld in het geval van sommige types lithiumbatterijen).
•
Het weggooien van een batterij in vuur of een hete oven, of het mechanisch
verpletteren of snijden van een batterij, dat kan leiden tot een explosie.
•
Het achterlaten van een batterij in een omgeving met een extreem hoge
temperatuur kan leiden tot een explosie of het lekken van ontvlambare
vloeistof of gas.
•
Een batterij die wordt blootgesteld aan een extreem lage luchtdruk die kan
leiden tot een explosie of het lekken van ontvlambare vloeistof of gas.
33