6. Zaag/maai-uitrusting
In dit hoofdstuk wordt behandeld hoe u door het juiste
onderhoud en door het juiste type zaag/maai-uitrusting te
gebruiken:
• De terugslagneiging van de machine reduceert.
• Een maximum zaag/maaiprestatievermogen krijgt.
• De levensduur van de zaag/maai-uitrusting verlengt.
De drie basisregels:
1) Gebruik een
snijuitrusting alleen
samen met de door ons
aanbevolen
beschermkap! Zie het
hoofdstuk "Technische
gegevens".
2) Hou de tanden van het
zaag/maaiblad in goede
staat en zorg dat ze
scherp zijn! Volg onze
instructies en gebruik de
aanbevolen vijlmal.
Een verkeerd geslepen
of beschadigd zaag/
maaiblad verhoogt het
risico op ongelukken.
3) Controleer de zaag/
maai-uitrusting op
beschadigingen en
barsten. Een
beschadigde zaag/maai-
uitrusting moet altijd
vervangen worden.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
7. Snelont-
grendeling
• Controleer of de riemen
van het draagstel juist
zitten. Wanneer het
draagstel en de machine
afgesteld zijn, moet u
controleren of de
veiligheidsontgrendeling
van het draagstel werkt.
8. Borgmoer
• Bescherm tijdens het
monteren uw handen,
gebruik de beschermkap
als bescherming wanneer
u de moer aanhaalt met
de dopsleutel. Moer
aanhalen: tegen de
rotatierichting in.
Moer losmaken, met de
rotatierichting mee.
(N.B.! De moer heeft
linkse schroefdraad).
• Haal de moer aan met de
dopsleutel, 35-50 N,
(3,5-5 kpm).
N.B.!
De nylon borging van de
borgmoer mag niet zo
versleten zijn dat ze met de
vingers vast- of
losgeschroefd kan worden.
De borging moet tenminste
1,5 Nm bedragen. De moer
moet vervangen worden
nadat ze ca. 10 keer los en
vast is geschroefd.
!
WAARSCHUWING!
Gebruik de machine nooit wanneer de
veiligheidsuitrusting defect is. De
veiligheidsuitrusting moet gecontroleerd
en onderhouden worden zoals
beschreven in dit hoofdstuk. Als uw
machine niet door alle controles komt,
moet u ermee naar uw servicewerkplaats
voor reparatie.
7
Nederlands –