3.2.2 Zorg er voor dat u het apparaat veilig neerzet. Leg het aansluitkabel zodat het niet kan
hinderen tijdens de voertuigcontrole. Leidt het aansluitkabel niet over scherpe kanten of
hoeken en niet via hete oppervlakken.
3.2.3 Het OBD II- apparaat is niet geschikt voor permanente montage in een voertuig. Gebruik het
apparaat niet tijden rijden.
3.2.4 Sluit geen andere kabels aan op het apparaat.
3.2.5 Voer met het apparaat alleen een controle uit in een veilige omgeving.Houdt kleding, haren ,
lichaamsdelen en het OBD II- apparaat weg van beweegbare en hete motoronderdelen.
3.2.6 Tijdens de ingebruikneming van het OBD II- apparaat moet het werkgebied goed
geventileerd worden.
3.2.7 Zorg er voor dat het voertuig niet kan wegrollen voordat u een meting uitvoert. Let op!
Letselgevaar en gevaar voor beschadiging aan goederen. Trek steeds de handrem aan en
zet het voertuig tijdens een meting niet in een versnelling. Bij een automatische transmissie
zet u het voertuig in de "P" parkpositie en trekt u de handrem aan.
3.2.8 Houdt u aan de veiligheidsvoorschriften als u het voertuig op bokken of op de brug of derg.
heeft.
3.29
Gebruik geen andere meetapparaten tijdens gebruik van de OBD II- apparaat aan het
voertuig.
3.3.0 Bewaar de gebruiksaanwijzing voor latere raadpleging en geef deze door als u het apparaat
aan derde geeft. Zorg dat de gebruiksaanwijzing ook voor andere personen toegankelijk is.
De gebruiksaanwijzing is onderdeel van het apparaat.
3.3.1 Houdt de gebruiksaanwijzing altijd bij het apparaat.
3.3.2 Houdt het apparaat uit de buurt van kinderen. Kleine onderdelen kunnen door kinderen
ingeslikt worden, verstikkingsgevaar. Kinderen kunnen bij gebruik van het OBD II- apparaat
letsel oplopen.
3.3.3 Neem uiterste voorzichtigheid in acht in de buurt van de bobine, verdelerkap, bougiekabels,
bougies en andere elektrische componenten in het voertuig. Gevaarlijke elektrische
spanning!
3.3.4 Overtuig u er van dat het voertuig geschikt is voor een diagnose. Verbindt het OBD II-
apparaat alleen dan met het voertuig als de ontsteking uitgeschakeld is.
3.3.5 U mag het apparaat niet demonteren, repareren of modificeren (veranderen).
3.3.6 Door het wissen van de foutcodes is de storing niet verholpen. Als de foutmelding opnieuw
wordt weergegeven moet u het voertuig laten repareren.
5