Algemene informatie
Inhoud
Waarborg ............................................. 2
Veiligheid ............................................. 2
Verpakking .......................................... 3
Opbouw .............................................. 5
Ingebruikneming
Ontsteking ........................................ 13
Onderhoud ....................................... 14
2
Garantie
Het installeren alsmede het in bedrijf stellen
dienen vakkundig door een erkend
branderspecialist uitgevoerd te worden.
Deze dient zich te houden aan de geldende
voorschriften alsmede aan de in deze
handleiding aangeduide aanwijzingen. Indien
deze bepalingen niet of gedeeltelijk niet
nageleefd worden, kan de fabrikant niet
aansprakelijk worden gesteld.
Veiligheidsvoorschriften
De branderautomaat is ontworpen voor
installatie op een ketel die is aangesloten op
een in goede staat verkerend rookkanaal. De
brander moet gebruikt worden in een ruimte
waarin de toevoer van verbrandingslucht
voldoende en de afvoer van rookgassen
mogelijk is.
De schoorsteen dient - met name wat betreft
de afmeting -te voldoen aan de geldende
normen en reglementering en geschikt te zijn
voor de toegepaste brandstof. De vereiste
stroomspanning voor het gasregelblok en de
toegepaste beveiligingsafsluiters bedraagt
230 VAC
+10
50 Hz, waarbij er een op de
-15
aardleiding aangesloten nulleiding
geïnstalleerd dient te zijn. Indien het net geen
nulleiding heeft, dan dient er in het elektrische
voedingscircuit van de brander een
scheidingstransformator te worden geplaatst,
voorzien van de vereiste beveiligingen
(smeltveiligheid en 30 mA
differentiaaluitschakelaar).
9909 / 13 004 390C
De brander moet van het net gescheiden
kunnen worden met behulp van een
veelpolige scheidingsschakelaar die aan de
geldende normen voldoet.
Het onderhoudspersoneel dient op alle
terreinen met de grootst mogelijke
voorzichtigheid te werk te gaan en dient
vooral ieder direct contact te vermijden met
niet warmteafsluitend geïsoleerde delen en
met elektrische circuits.
De elektrische delen van de brander niet
met water in aanraking doen komen.
In geval van brand, overstroming,
gaslekkage of abnormaal functioneren
(verdachte geuren of geluiden enz. ...), de
brander stopzetten, de stroomtoevoer
uitschakelen en de gastoevoer afsluiten.
Onmiddelijk een erkend branderspecialist
waarschuwen.
Gebruik van chloorbevattende
oplosmiddelen ter reiniging van de
branderautomaat is verboden.
De vuurhaard en toebehoren, de
rookkanalen, alsmede de
verbindingsstukken, dienen ten minste
jaarlijks en voorafgaand aan het in bedrijf
stellen van de gasbrander onderhouden,
gereinigd en doorgeblazen te worden.
Hierbij dienen de desbetreffende geldende
normen in acht worden genomen.
Controleer met speciaal hiervoor bestemd
zeepsop de buitenkant van de aansluitingen
van het blok afsluiters op lekdichtheid.
1
Aansluitstuk
2
Elektrische aansluiting
3
Carter
4
Ionisatiebrug
5
Bedienings- en veiligheidskast
6
Drukmeetnippel van de vuurhaard
7
Transformator
8
Ventilatiemotor
9
Luchtpressostaat
10
Servomotor
11
Bedieningspaneel TC
12
Luchtdoos
13
Kap