11. WERKING EN TECHNISCHE GEGEVENS
11.1 Algemeen
De HR OptiFor 350 heeft een thermisch rendement van
meer dan 95% waardoor naverwarming van toegevoerde
buitenlucht niet meer nodig is. Balansventilatie wil
zeggen dat de hoeveelheden toe- en af-voerlucht gelijk
zijn. Een balansventilatiesysteem met
warmteterugwinning draagt bij aan energiebesparing,
een gezond binnenklimaat, een optimaal leefmilieu en
het voorkomt vochtproblemen.
De toe- en af-voerventielen in de woon-, slaapvertrekken
en/of de hal zijn zorgvuldig door de installateur ingesteld
waardoor de luchttoevoer en luchtafvoer met elkaar in
balans gebracht zijn. Aan deze instellingen mag daarom
niets worden veranderd.
Om goede en tochtvrije luchtdoorstroming in de woning
te verkrijgen is er, onder de binnendeuren, bewust een
opening vrijgelaten. Wanneer deze openingen worden
afgedicht, door bijvoorbeeld deurrubbers of zelfs
hoogpolig tapijt, zal de luchtdoorstroming in uw woning
stagneren. Het systeem zal hierdoor niet meer optimaal
functioneren.
Balansventilatiesysteem
Een balansventilatiesysteem bestaat uit (zie fig. 11.1):
• een warmteterugwinunit (A)
• buitenluchtaanzuigkanaal (B)
• toevoerventielen (C) in woonkamer en slaapkamers
• afzuigventielen (D) in badkamer, keuken en toilet
• motorloze wasemkap met schakelaar (E)
• uitmonding (F) van vervuilde lucht
• verwarmingstoestel (G)
In de gestapelde bouw zijn de
buitenluchtaanzuigkanalen en afvoerkanalen van de
toestellen meestal aangesloten op collectieve aan- en
afvoerkanalen.
Figuur 11.2 Werking voor balansventilatie
26
Figuur 11.1 Balansventilatie en verwarming in gestapelde bouw
11.2 Werking balansventilatieunit
met warmteterugwinning
Werking voor balansventilatie (fig. 11.2)
Verse buitenlucht stroomt bij (A) het toestel binnen,
passeert de toevoersensor (191T1) en wordt in
toevoerfilter (76) gefilterd (filterklasse EU3). De gefilterde
lucht stroomt door warmtewisselaar (161) en wordt door
toevoer-ventilator (16T) aangezogen. In de
warmtewisselaar (161) wordt de verse buitenlucht
opgewarmd door de warmte van de langsstromende
afvoerlucht (gescheiden stromingsbanen). Vanaf de
perszijde van de toevoer-ventilator (16T) wordt de
verse lucht de woning ingeblazen via uitgang (C).
'Vuile' woninglucht stroomt bij (B) het toestel in, passeert
afvoerluchtsensor (191T3) en stroomt door afvoerfilter
(77) (filterklasse EU3) de warmtewisselaar (161) in. In de
warmtewisselaar (161) staat de afvoer-lucht zijn warmte
af aan de verse langsstromende toevoerlucht
(gescheiden stromingsbanen). Tijdens de warmte-
overdracht kan condensvorming optreden. Condens
wordt opgevangen in de condensbak (196).
De afgekoelde afvoerlucht passeert vorstbeveiligings-
sensor (191T4) en wordt afgezogen door afvoerventilator
(16A). Vanaf de perszijde van de afvoerventilator (16A)
stroomt een deel van de lucht langs beveiligingsklep
(31) en verlaat het toestel bij D. Indien er warmtevraag
is van het CV-toestel zuigt deze de verbrandingslucht
uit de perszijde van de afvoerventilator, na de
beveiligingsklep. Rookgassen worden weer aan de
afvoerlucht toegevoerd bij F, en verlaten vervolgens
samen met de afvoerlucht het toestel bij uitgang (D).