8 | Installatie en elektrische aansluiting
AANWIJZING
Het Webasto Next veiligheidsconcept is gebaseerd op
de aanwezigheid van een aardingssysteem dat altijd bij
de installatie door een elektricien gewaarborgd moet
zijn.
Webasto Charger Setup app (voor de installatie)
Om deze toepassing te downloaden:
u
scan de volgende QR-code of
u
ga naar
https://apps.apple.com/ (Apple App Store) of
https://play.google.com/ (Google Play Store).
Webasto ChargeConnect app (voor de bediening)
Om deze toepassing te downloaden:
u
scan de volgende QR-code of
u
ga naar
https://apps.apple.com/ (Apple App Store) of
https://play.google.com/ (Google Play Store).
8.1
Eisen aan het installatiegebied
Bij de keuze van de installatielocatie van de Webasto Next moet
rekening worden gehouden met de volgende punten:
l Bij de installatie moet de onderkant van de bijgevoegde
montagesjabloon een minimale afstand van 90 cm tot de
bodem hebben. Zie Afb. 20.
l Als er meerdere laadstations naast elkaar worden gemon-
teerd, moet de afstand tussen de afzonderlijke stations
minstens 200 mm bedragen.
l Het montagevlak moet massief en stabiel zijn.
l Het montagevlak moet geheel vlak zijn (max. 1 mm verschil
tussen de afzonderlijke montagepunten).
l Het montagevlak mag geen licht ontvlambare stoffen be-
vatten.
l Een zo kort mogelijke kabelverbinding van het laadstation
naar het voertuig.
l Geen risico is dat de laadkabel wordt overreden.
l Mogelijke elektrische aansluitingen van infrastructuur.
l Geen belemmering van voetpaden en vluchtwegen.
l Voor een optimale en storingsvrije werking moet een instal-
latielocatie zonder direct zonlicht worden gekozen.
l De gebruikelijke parkeerpositie van het voertuig met inacht-
neming van de laadstekkerpositie van het voertuig.
l Inachtneming van lokale bouw- en brandbeveiligingsvoor-
schriften.
AANWIJZING
De montageafstand tussen de onderkant van het laad-
station en de grond moet minstens 0,9 m bedragen.
8 / 23
AANWIJZING
Inachtneming van de installatieset voor landspecifieke
doeleinden (zie hoofdstuk 6, "Leveromvang" op
pagina 7).
8.2
Criteria voor de elektrische
aansluiting
De in de fabriek geparametreerde, maximale laadstroom is ver-
meld op het typeplaatje van het laadstation. Met DIP-schake-
laars kan de maximale laadstroom worden aangepast aan de
waarde van de in de installatie ingebouwde installatieautomaat.
AANWIJZING
De stroomwaarden van de gekozen beveiligingsinrich-
tingen mogen in geen geval lager zijn dan de op het ty-
peplaatje van het laadstation vermelde of met de DIP-
schakelaar ingestelde stroomwaarde.
Zie hoofdstuk 8.7, "Instelling DIP-schakelaars" op pagi-
na 11.
Vóór aanvang van de aansluitwerkzaamheden moet een elektri-
cien de voorwaarden voor de installatie van het laadstation con-
troleren.
Neem ook de nationale regelgeving van de autoriteiten en net-
beheerders in acht, bijvoorbeeld de meldplicht bij installatie van
een laadstation.
AANWIJZING
In enkele landen is het 1-fasige laden begrensd op een
gedefinieerde stroomsterkte. De lokale aansluitomstan-
digheden moeten in acht worden genomen.
De hierna genoemde beveiligingsinrichtingen moeten dusdanig
zijn ontworpen dat het laadstation in geval van een fout wordt
losgekoppeld van het elektriciteitsnet. Bij de keuze van de bevei-
ligingsinrichtingen zijn de nationale installatievoorschriften en
normen van toepassing.
De in de fabriek geparametreerde, maximale laadstroom is ver-
meld op het typeplaatje van het laadstation. Met DIP-schake-
laars kan de maximale laadstroom worden aangepast aan de
waarde van de in de installatie ingebouwde installatieautomaat.
8.2.1
Dimensionering van de aardlekschakelaar
In beginsel gelden de nationale installatievoorschriften. Indien
daar niet anders is bepaald, moet elk laadstation worden be-
schermd met een geschikte aardlekschakelaar (RCD type A) met
een uitschakelstroom van ≤ 30 mA.
8.2.2
Dimensionering van de
installatieautomaat
De installatieautomaat (MCB) moet voldoen aan EN 60898. De
doorlaatenergie (I²t) mag 80.000 A²s niet overschrijden.
Als alternatief mag ook een combinatie van aardlekschakelaar
en installatieautomaat (aardlekautomaat, RCBO) conform
EN 61009-1 worden gebruikt. Voor deze aardlekautomaat
gelden ook de hiervoor genoemde parameters.
8.2.3
Apparaat voor loskoppeling van het
elektriciteitsnet
Het laadstation heeft geen eigen netschakelaar. De beveiligings-
inrichtingen die in het elektriciteitsnet zijn geïnstalleerd, dienen
daarom ook voor de loskoppeling van het elektriciteitsnet.
5111232C OI-II Webasto Next_NL