9.
Sluit de afzonderlijke leidinguiteinden met behulp van de
sleufkopschroevendraaier (3,5 mm) aan op het linker klem-
blok met het opschrift "IN", overeenkomstig het voorbeeld
in de afbeelding (Afb. 8).
AANWIJZING
Let bij het aansluiten op de correcte aansluitingsvolgor-
de van een rechter draaiveld.
10.
Steek hiervoor de schroevendraaier in de daarvoor bestem-
de bovenste opening van de veerontlasting van het klem-
blok en open daarmee de klemveer.
11.
Steek nu de afzonderlijke leiding in de daarvoor bestemde
aansluitopening van het klemblok (onderste opening).
12.
Trek vervolgens de schroevendraaier er weer uit en voer
een trekcontrole uit om er zeker van te zijn dat de afzon-
derlijke leidingen correct en volledig vastgeklemd zijn en er
geen open koperplekken zichtbaar zijn.
AANWIJZING
Bij meerdere laadstations op een gemeenschappelijk
hoofdenergievoorzieningspunt: risico op overbelasting.
Een faserotatie moet worden ingeschakeld en in de
aansluitconfiguratie van de laadstations worden aange-
past. Zie online configuratiehandleiding:
https://charging.webasto.com/int/products/docu-
mentation
13.
Steek de dataleiding in de daarvoor bestemde aansluiting in
het aansluitgedeelte. Zie hoofdstuk 4.2.4, "Besturingslei-
ding (Control Pilot)" op pagina 6 en Afb. 3.
14.
Verwijder eventuele verontreinigingen zoals isolatieresten in
het aansluitgedeelte.
15.
Controleer opnieuw of alle leidingen vastzitten in de betref-
fende klem.
16.
Positioneer nu de kabeldoorvoertule in de behuizingsdoor-
voering.
AANWIJZING
Let erop dat er geen luchtspleten ontstaan tussen de
behuizing en de doorvoertule.
8.4.1
De elektrische aansluiting in gedeelde
(splitphase) elektriciteitsnetten
Aansluitconfiguratie:
Elektriciteitsnet-leiding
L1
L2
Tab. 2: Aansluitconfiguratie
DIP-schakelaar configuratie: D6 = 0 (OFF)
AANWIJZING
Met deze aansluitconfiguratie is geen begrenzing van
asymmetrische belasting gedefinieerd.
AANWIJZING
Netsnoer: tussen L1 en L2 mag een nominale spanning
van maximaal 230 V aanwezig zijn.
8.5
LAN-kabel
Aansluiting van het laadstation op de netwerkinfrastructuur op
de plaats van opstelling. Via deze aansluiting kan het laadstati-
on geconfigureerd en bestuurd worden (voorwaarde: verbin-
ding met de backend of met het lokale power-management-sys-
5111232C OI-II Webasto Next_NL
teem). Een netwerkkabel van de categorie CAT7 wordt aanbe-
volen. De LAN-kabel moet door de linkeropening van de Wall-
box worden gevoerd om deze op de LAN-bus aan te sluiten.
8.6
Afb. 9
De besturing van het werkzaam vermogen volgens de richtlijn
conform VDE AR-4100 moet als volgt worden aangesloten:
De beide kabels van de toonfrequent-ontvanger resp. van het
spanningsvrije contact moeten in deze stekker in positie 3 en 4
worden aangesloten (zie Afb. 9). De toewijzing (volgorde) van
de twee kabels aan pos. 3 en 4 kan vrij worden gekozen (max.
kabeldoorsnede 1,5 mm²).
8.7
DIP-schakelaars bepalen de maximale stroomsterkte. De instel-
ling kan daarna via de Charger Setup app in stappen van 1 A
worden ingesteld, tot aan de maximale waarde die door de DIP-
schakelaars geconfigureerd wordt.
Klemblok
L1
Neutraal
Afb. 10
DIP-schakelaar links/ON = 1
DIP-schakelaar rechts/OFF = 0
DIP-schakelaar fabrieksinstelling:
Installatie en elektrische aansluiting | 8
Besturing van werkelijk vermogen
4
3
2
1
WAARSCHUWING
Tussen klemmen 3 en 4 mag geen spanning worden
aangebracht. Het gebruikte relais of de toonfrequent-
ontvanger moet spanningvrij werken.
Instelling DIP-schakelaars
GEVAAR
Hoge spanningen.
u
Gevaar voor een dodelijke elektrische schok.
u
Controleer of er geen spanning aanwezig is.
ON (1)
D1
D2
D3
Off
Off
Off
OFF (0)
D4
D5
On
On
D6
On
11 / 23