Het afvoerkanaal zodanig door het dakbeschot voeren dat er geen condenswater in het dakbeschot
ontstaat; tevens het afvoerkanaal tussen de Renovent HR 250 en de dakdoorvoer zodanig uitvoeren dat
oppervlakte condensatie wordt voorkomen.
Maak altijd gebruik van een geïsoleerde ventilatiedakdoorvoer (artikelcode 648610)
De plaats van de afvoer van de mechanische ventilatielucht en rioolontluchting zo kiezen t.o.v. de toevoer
dat er geen hinder ontstaat.
De plaatst van de toevoerventielen zodanig kiezen dat vervuiling en tocht worden voorkomen
Figuur 4: Plaatsing afvoer- en toevoerventielen.
Voldoende overstroomopeningen aanbrengen, zie NEN 1087, deurspleet 2 cm.
2.4 Aansluiten condensafvoer
De condensafvoerleiding wordt bij de Renovent HR 250 door het onderpaneel geleid.
Deze lijmverbinding van de condensafvoeraansluiting onder in de Renovent HR 250 heeft een uitwendige
diameter van 20 mm. Op deze condensafvoer kan middels een lijmverbinding een haakse bocht worden
gemonteerd. Het condenswater moet via de binnenriolering worden afgevoerd.
De installateur kan de condensafvoer in de gewenste positie onder in het toestel lijmen.
Voor een voorbeeld van een aansluiting op binnenriolering, zie figuur 5 (zie ook NEN 3287). Giet water in
de lekbak om een waterslot te krijgen en controleer hierbij tevens de condensafvoer op lekkage.
Figuur 5: Aansluiting Renovent HR 250 op binnenriolering.
2. Installeren
A =
B =
a =
Installatievoorschriften Renovent HR 250
4
Afvoerventiel ø125 kunststof (665723)
of metaal (665722)
Toevoerventiel ø100 (665720) of
ø125 (665721)
Spleet onder de deur van 2 cm.
maart 2003
4761
4916