7.
Onderhoud
7.1.
Veiligheidsinstructies voor het onderhoud
- Vóór opening van de afvalwatertank voor voldoende ontluchting van de ruimte zorgen. Ontstekingsbronnen uit
de buurt houden en niet roken.
- Waarborgen dat de pomp(en) de temperatuur van de omgeving hebben aangenomen.
- Toe- en afvoerleidingen moeten geleegd en drukloos zijn vóór aanvang van het werk.
- De niveaustand in de afvalwatertank moet zich beneden het bevestigingsniveau (pomp ens) van de afvalwater-
pompen bevinden (afb. [21]).
- Agressieve reinigingsmiddelen kunnen afdichtingen beschadigen. Reinigingswerkzaamheden met warm water
en borstel uitvoeren.
De pomp ens <33> mag niet worden gedemonteerd.
7.2.
Onderhoudsactiviteiten, intervallen
Onderhoud van opvoerinstallaties (DIN 12056-4)
De installatie moet regelmatig worden onderhouden door een hiervoor deskundige persoon. De tijdsafstanden
mogen niet groter zijn dan:
- 1/4 jaar bij installaties in industriële bedrijven
- 1/2 jaar bij installaties in meergezinswoningen
- 1 jaar bij installaties in eengezinswoningen
Er dient per onderhoud een onderhoudsprotocol te worden opgesteld met opgave van alle uitgevoerde werk-
zaamheden en de wezenlijke gegevens.
Voor zover defecten worden vastgesteld die niet verholpen kunnen worden, moeten deze onmiddellijk door de
deskundige die het onderhoud verricht, schriftelijk met bevestiging aan de exploitant van de installatie worden
gemeld.
7.3.
Onderhoudsactiviteiten
7.3.1
Visuele controle
Controleren of alle installatiecomponenten volledig zijn, vastzitten, onbeschadigd en dicht zijn.
7.3.2
Afsluiters controleren
De afsluiter(s) moeten perfect en soepel kunnen worden bediend.
ONDERHOUD
132/168
33
[18]
V 1.0