Inhoudsopgave
Advertenties
4.
Montage
4.1.
Montagevoorwaarden
De installatie moet op voldoende stabiele (gewicht in gevulde staat
opgesteld.
De ondergrond moet geschikt zijn om de bodembevestigingen op te nemen (per schroef, 0,9 kN) die moeten
voorkomen dat de installatie begint te drijven.
Aansluitleidingen (toe- en afvoer en ontluchting) moeten zelfdragend worden bevestigd; zij mogen niet op de
installatie drukken.
De netto inhoud van de installatie is gede nieerd door de IN- en
UITschakelpunten en de nalooptijd. Indien niet nageleefd kunnen
afzettingen in de toevoerleiding ontstaan, die
functiestoringen tot gevolg hebben.
Afhankelijkheid van de netto inhoud t.o.v. de invoerpositie
(zie ook 6.5)
A
Toevoer aan de
zijkant
B
Toevoer van boven
1
AAN1
2
AAN2
3
Alarm
4
UIT1
4.2.
Installatie monteren
Installaties zijn zwaar en onhandzaam. Transport kan plaatshebben door geschikte lastopnamemiddelen (kraan,
palletwagen enz.). Bij een transport met een lastopnamemiddel moet de installatie zich goed vastgemaakt op een
pallet bevinden die daar voldoende stabiliteit voor bezit.
Als de installatie versjouwd moet worden, is het aan te raden om de afvalwaterpomp(en) te demonteren om het
gewicht te verminderen. Als deze gedemonteerd is/zijn, moet de installatie vóór inbedrijfstelling bovendien op
dichtheid bij de pomp ens worden gecontroleerd.
De pomp ens mag niet worden gedemonteerd (zie 7.1).
Let op voldoende plaats voor onderhoudswerkzaamheden, conform de geldende richtlijnen en normen
adviseren minimaal 60 cm vrije ruimte eromheen.
Indien voorzien een geluiddempende onderlegmat (toebehoren) zodanig op de plaats van opstelling leggen dat de
installatie daarop kan worden gepositioneerd.
1)
Tankvolume in kg plus 70 tot 250 kg, afhankelijk van ontwerp van
installatie.
2)
DIN EN 12056-4
3)
DIN EN 12056-4 en DIN EN 12050-1
V 1.0
MONTAGE
1)
123/168
in acht nemen) en egale ondergrond worden
.
2)
B
A
3
2
1
4
[6]
3
2
1
4
. Wij
3)
Advertenties
Inhoudsopgave
