Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling
Bediening brandvertraging
U kunt vertragingen configureren voor brandsignaalgevers en doormeldingen.
Deze vertragingen worden alleen toegepast als aan alle van de volgende
voorwaarden is voldaan:
•
De geconfigureerde vertraging is ingeschakeld
•
Het startende apparaat is een detector of een handbrandmelder die in een
automatische groep is geïnstalleerd, of het startende apparaat is een detector
die in een gemengde groep is geïnstalleerd
•
Het startende apparaat is in een groep die voor vertragingen geconfigureerd
is (de standaardconfiguratie)
Als aan een van de bovengenoemde voorwaarden niet wordt voldaan, activeert
de centrale de brandsignaalgevers en doormeldfunctionaliteit direct na detectie
van het brandalarm.
Signaalgeververtragingen worden genegeerd wanneer het alarm in een
blusgebied wordt gedetecteerd.
Uitbreidingskaarten toevoegen
Als u een uitbreidingskaart aan het systeem wilt toevoegen, moet u de
uitbreidingskaart installeren en vervolgens het systeem configureren. Zie de bij
de uitbreidingskaart meegeleverde installatiehandleiding voor de installatie-
instructies. Zie "Configuratie uitbreidingskaart" op pagina 74 voor configuratie-
instructies.
42
ZP1-X3E-serie Installatiehandleiding