Pictogram
Uitleg
Geef de parameters op die worden
bediend door voetschakelaars
(CTL 1–4) die zijn aangesloten op de
CTL IN-aansluitingen.
Met ASSIGN kunt u meer
gedetailleerde instellingen maken.
Gebruik ASSIGN bijvoorbeeld
als u een andere parameter wilt
bedienen op hetzelfde moment dat
ook nummerschakelaar [1] wordt
bediend.
U kunt acht instellingen maken voor
elke patch.
Geef de MIDI-berichten op die worden
verzonden wanneer u schakelt tussen
patches.
U kunt vier instellingen maken voor
elke patch.
3.
Druk op de [ENTER]-knop om naar het
bewerkingsscherm te gaan.
Wanneer tabbladen worden weergegeven op
het scherm, kunt u de pagina wisselen door op
de [< PAGE] [PAGE >]-knoppen te drukken.
4.
Gebruik de [1]–[3]-regelaars om de
waarde van de parameters die in het
scherm worden weergegeven, te
bewerken.
5.
Druk een aantal keren op de [EXIT]-
knop om terug te keren naar het
afspeelscherm.
De instellingen van een patch bewerken
Een patch opslaan
Als u de patch die u hebt gemaakt, wilt opslaan,
voert u de Write-bewerking uit.
* U kunt speciale software gebruiken om
patches op te slaan, uit te wisselen, te
initialiseren of om er een back-up van te
maken (p. 17).
OPGELET
5 Als u de patch niet opslaat, gaan de bewerkte
instellingen verloren nadat u het apparaat
hebt uitgeschakeld of als u van patch wisselt.
5 Wanneer u opslaat, wordt de patch in de
opslagbestemming overschreven.
1.
Druk tegelijk op de [EXIT]-knop en de
[ENTER]-knop.
Het WRITE UTILITY-scherm verschijnt.
2.
Kies "WRITE" met de [1]–[3]-regelaars en
druk op de [ENTER]-knop.
3.
Kies de bestemming voor het opslaan
van de patch (01-1–50-4) met de
[1]-regelaar en druk op de [ENTER]-knop.
Hier kunt u de naam bewerken.
Controller
Handeling
[1]-regelaar
Wijzigt het teken
[2]-regelaar
Verplaatst de cursor
[3]-regelaar
Selecteert het type van de tekens
[EDIT]-knop
Verwijder het teken op de cursorpositie
[MENU]-knop Voeg een spatie in op de cursorpositie
13