4
Afsluitarmaturen
5
Terugslagklep
6
Aansluiting voor drukmeetinstrument
Het water moet afhankelijk van de kwaliteit eventueel worden behan-
deld. Daarbij moet de DIN 1988 worden aangehouden.
Tab. 1: Waterkwaliteit
Calciumcarbonaat-
Maatregelen bij
massaconcentratie
WW-temperatuur
[mmol/l]
< 1,5 (komt overeen
met < 8,4 °dH)
≥ 1,5 en < 2,5
Geen of stabilisering
of ontharding
(≥ 8,4 °dH tot
< 14 °dH)
≥ 2,5
Stabilisering of onthar-
ding geadviseerd
(komt overeen met
≥ 14 °dH)
6.3.2. Warmwateraansluiting
Bij normaal bedrijf met de drinkwaterwarmtepomp bestaat geen ver-
brandingsgevaar door warm water.
Dit geldt ook voor de elektrische bijverwarming. Bij een defect van de
thermostaat van de elektrische bijverwarming kan het echter gebeuren,
dat het verwarmingselement het warm water opwarmt tot 95 °C, tot de
thermische beveiliging het verwarmingselement uitschakelt.
Houd de speciale hygiënische regels voor drinkwaterinstallaties aan. De
aansluiting moet voldoen aan de erkende regels van de techniek. Af-
hankelijk van de gebruikte materialen moet een galvanische scheiding
worden uitgevoerd.
De drinkwaterwarmtepomp kan als enige warmwaterproducent zowel
in nieuwe gebouwen als ook voor volledige vervanging van de warm-
waterproducent in bestaande gebouwen worden gebruikt of in combi-
natie met andere warmwaterproducenten. Monsternamepunten moe-
ten aan de warmwateruitlaat en de circulatie-inlaat conform DIN 1988
worden geïnstalleerd.
Om verbrandingsgevaar te voorkomen, kan een thermostatisch gere-
geld mengventiel worden geïnstalleerd, welke de warmwatertempera-
tuur voor de gehele warmwaterinstallatie centraal begrensd. Met een
dergelijk mengventiel wordt de warmwatertemperatuur normaal ge-
sproken niet hoger dan 65 °C.
05/2023
Maatregelen bij
WW-temperatuur
≤ 60 °C
> 60 °C
Geen
Geen
Stabilisering of onthar-
ding geadviseerd
Stabilisering of onthar-
ding
nl
6.3.3. Isolatie van de aansluitingen
Het gehele leidingwerk moet conform de EnEV en DIN 1988 zijn geïso-
leerd, om warmteverliezen te vermijden. De circulatie- en warmte-over-
drageraansluitingen moeten ook thermisch worden geïsoleerd. Wan-
neer deze aansluitingen niet worden gebruikt, moeten deze worden
gesloten en geïsoleerd.
Informatie
Een correcte isolatie van de warmwaterleidingen is een belangrijke
maatregel, om het volledige vermogen van de installatie mogelijk te
maken. Niet aanhouden veroorzaakt extra bedrijfskosten.
6.3.4. Circulatieleiding
nl
Geadviseerd wordt, geen gebruik te maken van een circulatieleiding
(indien dit niet om redenen van comfort of vanuit de voorschriften van
het waterbedrijf (bijv. "3 l regel") absoluut nodig is), omdat deze een
"energieverspiller" kan worden.
Indien u een circulatieleiding gebruikt, moet deze correct zijn gedimen-
sioneerd en geïsoleerd en vraaggestuurd worden gebruikt. Hiervoor
kan een elektronische regeling worden gebruikt, die indien nodig de
circulatiepomp kortstondig aanstuurt en rekening houdt met verbruiks-
profielen (bijv. Zirk 24). De positionering van de circulatie-aansluiting
helpt kalkafzettingen in de leidingen te verhinderen. Wanneer de plaat-
selijke bouwvoorschriften bepaalde minimale temperaturen aan de tap-
punten voorschrijven, dan kan dit eventueel ook door leidingen met
geïntegreerde zelfregelende verwarmingskabels worden gerealiseerd.
6.3.5. Drinkwaterverwarming
De drinkwaterverwarming kan via de warmtepomp, de elektrische bij-
verwarming en/of een externe warmtebron (cv-ketel, zonnestation ...)
plaatsvinden. De warmtebronnen worden in het hoofdmenu gekozen
(} Hoofdmenu – overzicht, Pag 13).
Deze kunnen afzonderlijk of in combinatie worden gekozen, waarbij de
combinatie "elektrische bijverwarming en externe warmtebron tegelij-
kertijd" is uitgesloten.
De doeltemperatuur van het warm water en de minimale temperatuur
zijn onafhankelijk van elkaar vrij instelbaar via de menupunten "Set-
point" resp. "T min". Instelbereik temperatuur: van 5 °C tot T max.
De fabrieksinstelling voor "T min" is 35 °C en de doeltemperatuur voor
warm water ("Setpoint") is 55 °C.
De drinkwaterverwarming tot de doeltemperatuur wordt, afhankelijk
van de gekozen warmtebron, onder normale omstandigheden met de
warmtepomp (warmtebron keuze "WP", "WP + EL", "WP + CV") of
met de bijverwarming (warmtebron keuze "EL" of "CV Ketel") uitge-
voerd.
Installatie- en bedieningsinstructies VASCO VICA Sani 300 AI
Montage
nl
nl
10