8. DO-METING (OPGELOST ZUURSTOF) EN KALIBRATIE
8-1 Meting van opgelost zuurstof
1) Pak de zuurstofsensor (optioneel, DOPB-11), steek de "Sensorstekker" (8-1, Fig. 5) in de " DO-aansluiting" (3-14, Fig. 1).
2) Doe de meter aan door op de "Power knop" (3-2, Fig. 1) te drukken.
Selecteer de "do-modus" in de meter (Meting van opgelost zuurstof). Zie hoofdstuk 4.
Eerste kalibratie!
Indien het de eerste keer is dat u de opgeloste zuurstofmeter gebruikt of indien u dat na een bepaalde tijd doet, moet er
eerst een kalibratie worden uitgevoerd. Voor een nauwkeurige meting wordt aangeraden om een kalibratie uit te voeren
voor elke meting. De kalibratieprocedures worden onder hoofdstuk 8-2 uitgelegd.
4) a. Steek de sensor in de op te meten vloeistof tot een minimale diepte van 10 cm, zodat de sensor de temperatuur
hiervan zal aannemen en de automatische temperatuurcompensatie kan worden uitgevoerd.
b. Indien het temperatuursverschil tussen de sensor en het meetmonster maar enkele graden Celsius is, zullen
slechts enkele minuten noodzakelijk zijn om tot een thermisch evenwicht te komen.
5) a. Voor het meten van het opgeloste zuurstofgehalte in elke vloeistof is het voldoende om de sensorpunt in de oplossing
onder te dompelen, terwijl ervoor gezorgd moet worden dat de vloeistofsnelheid minimaal 0.2 - 0.3 m/s is, of dat de sensor
bewogen wordt.
b. Tijdens metingen in laboratoria wordt een magneetroerder aangeraden om een bepaalde snelheid in de vloeistof te
garanderen. In dit opzicht worden fouten door de diffusie van zuurstof dat aanwezig is in de lucht van de oplossing tot een
minimum teruggebracht.
6) Op het beeldscherm verschijnen de waarden van de opgeloste zuurstof (mg/L), terwijl op het onderste display tegelijkertijd de
temperatuurwaarde van de meetoplossing wordt getoond
7) Spoelt u de sensor degelijk met kraanwater af na iedere meetserie.
Gebruiksaanwijzingen
Fig. 5
www.pcebrookhuis.nl-
benelux.nl
15