5 BEDIENING
2) Verwijder de middelste draadgeleider (zie Hoofdstuk 5.9.2 "Middelste draadgeleider",
pagina 19).
3) Ontgrendel de draadgeleidersnelsluiting van de uitgaande draad (A) door deze uit te klappen.
4) Verwijder de geleider van de uitgaande draad (B).
5) Monteer de juiste geleider van de uitgaande draad (volgens de bijlage SLIJTDELEN).
6) Vergrendel de nieuwe geleider van de uitgaande draad met behulp van de
draadgeleidersnelsluiting (A).
7) Bevestig het tweede paar aanvoerrollen opnieuw en stel de roldruk weer in (zie Hoofdstuk 5.8
"Draadaanvoerrollen verwisselen", pagina 18).
5.10
Roldruk
De roldruk moet op elke spaneenheid afzonderlijk worden afgesteld, afhankelijk van het gebruikte
draadmateriaal en de diameter.
Zorg er eerst voor dat de draad soepel door de draadgeleider loopt. Stel daarna de druk van de
drukrollen van de draadaanvoereenheid in. Het is belangrijk dat de druk niet te hoog is.
Afbeelding A.
Om te controleren of de draadaanvoerdruk goed is, kunt u de draad tegen een geïsoleerd voorwerp
laten lopen, bijvoorbeeld een stuk hout.
Wanneer u de lastoorts vasthoudt op ongeveer 5 mm van het stuk hout (afbeelding A) moeten de
invoerrollen slippen.
Als u de lastoorts vasthoudt op ongeveer 50 mm van het stuk hout, moet de draad worden uitgevoerd
en buigen (afbeelding B).
0463 930 001
Afbeelding B.
- 20 -
© ESAB AB 2023