Originele gebruiksaanwijzing
ZAtop – Modelserie SM250.60B
4 Mechanische installatie
4.1
Algemene montageaanwijzingen
De motoren mogen uitsluitend door vakkundige technici worden geïnstalleerd, elektrisch worden
aangesloten en in gebruik worden genomen. De voorschriften en opgegeven waarden van de
fabrikant van het systeem of de installatie moeten worden aangehouden.
Voorzichtig!
"
De liftaandrijving en in het bijzonder de remmen moeten bij in of aan de lift uit te voeren
VOORZICHTIG!
werkzaamheden waarbij stof of spanen optreden, met geschikte middelen worden afgedekt!
"
Niet geklemd monteren.
"
Geen geweld (hefkracht, buigen) gebruiken. In het bijzonder de rotor aan geen zware mechanische
stoten blootstellen.
"
Voorafgaand aan de installatie moeten de liftaandrijving en in het bijzonder de leidingen op
eventuele transportschade worden gecontroleerd.
"
Aan de liftaandrijving mogen geen laswerkzaamheden worden uitgevoerd. De liftaandrijving mag
niet als massapunt voor laswerkzaamheden worden gebruikt. Hierdoor kunnen de magneten en
lagers onherstelbaar worden beschadigd!
"
De luchttoevoer voor de koeling van de liftaandrijving mag niet geblokkeerd worden.
"
Wij adviseren achter de rem (axiaal) moet een minimumafstand van minstens 300 mm tot de muur
aan te houden, om de toegankelijkheid van de rem en de absoluut waardegever mogelijk te maken.
"
De remuitvoering met handmatige ventilatie moet vrij toegankelijk zijn, omdat de
remontgrendelingshendels zijwaarts worden bewogen (zie hoofdstuk
"Inbedrijfstelling/handmatige noodevacuatie)"!
4.2
Bevestiging van de liftaandrijving
"
Aan de onderzijde van het voetstuk bevinden zich 4 schroefgaten.
"
De liftaandrijving moet met 6 bouten M30 - 8.8 worden bevestigd.
Aanhaalmoment M30 - 8.8: 1350 Nm.
"
Inschroefdiepte minstens 1,5-keer schroefdraadgrootte. (minimaal 45 mm, maximum 55 mm)
"
Draai de schroeven kruiselings in minstens twee stappen tot aan het voorgeschreven
aandraaimoment aan.
"
De toegelaten oneffenheid van het aanschroefvlak bedraagt 0,3 mm.
"
Opstellingsplaats dient voldoende stijf en stabiel te zijn om optredende krachten te kunnen
opnemen.
"
Ten behoeve van de trillingsontkoppeling van de liftinstallatie dienen dempingselementen te
worden gebruikt.
4.3
Kabels aanbrengen
Illustratie 4-3-01 - Kabels aanbrengen
"
Wanneer de tractieschijf meer groeven heeft dan er kabels opgelegd worden, moeten de kabels of
in het midden of naar de motor toe verschoven worden opgelegd.
A-TBA20_02-NL 2032 Index 003
Art.-nr. 01013399-NL (EU-BD 783)
11/72
Mechanische installatie