Inhoudsopgave
Advertenties
G2000
7. Onderhoud
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld en voldoende
is afgekoeld voordat u met onderhoud, inspectie of
reparatie van de motorzaag begint. Maak de bougiedop
los, zodat de motor niet per ongeluk gestart kan worden.
■ ONDERHOUD NA ELK GEBRUIK
1. Luchtfilter
Verwijder het reinigingsdeksel door op de hoek van het
deksel te duwen. Reinig de filterelementen door erop te
blazen of verwijder de filterelementen en klop er het zaagsel
af. Reinig met benzine indien zeer vuil en laat volledig
opdrogen alvorens opnieuw te bevestigen.
Haakje
2. Smeerkanaal
Verwijder het zaagblad en controleer het smeerkanaal op
verstopping.
3. Zaagblad
Nu het zaagblad is verwijderd, verwijdert u zaagsel uit de
zaagbladloper en het smeerkanaal.
< Type: kettingwielneus >
Smeer het neuskettingwiel via het smeerkanaal aan het
uiteinde van het zaagblad.
4. Overige
Controleer op brandstoflekken, loszittende onderdelen en
beschadiging van belangrijke delen, zoals de verbindingen
van de handgrepen en de bevestiging van het zaagblad.
Laat eventuele mankementen repareren voordat u de
motorzaag weer gebruikt.
■ PERIODIEKE-ONDERHOUDSPUNTEN
1. Koelribben
Controleer en reinig regelmatig de koelribben in de
reparatiespeciaalzaak.
2. Brandstoffilter
(a) Neem het filter uit de vulopening met behulp van een
haakje van ijzerdraad.
(b) Was het brandstoffilter in benzine.
Vervang het door een nieuwe als het geheel verstopt zit
met vuil.
WAARSCHUWING
Gebruik voor het terugplaatsen van het brandstoffilter een
tangetje zodat de aanzuigpijp niet dubbelknikt.
NL-14
Luchtfilter
Smeerkanaal
Smeerkanaal
Brandstoffilter
3. Oliefilter
1. Neem het oliefilter uit de toevoeropening met behulp van
een haakje van ijzerdraad.
2. Was het oliefilter in benzine.
WAARSCHUWING
Gebruik een pincet om de filter weer op zijn
plaats te zetten en zorg ervoor dat de buis
niet is geplooid en dat de filter onderaan
de tank wordt geplaatst zoals wordt
getoond in de afbeelding.
4. Bougie
0,6 - 0,7 mm
Reinig de elektrodes met een staalborstel en stel de
elektrodenafstand zo nodig in op 0,6 - 0,7 mm.
5. Kettingwiel
Controleer het kettingwiel op beschadigingen en op
overmatige slijtage die de kettingaandrijving kan beïnvloeden.
Bij aanzienlijke slijtage, vervangen door een nieuwe. Leg nooit
een nieuwe ketting om een versleten kettingwiel, of een
versleten ketting om een nieuw kettingwiel.
6. Koelluchtkanaal
WAARSCHUWING
•
De metalen delen van de motor kunnen uw huid verbranden.
Raak nooit de cilinder, uitlaatdemper of de bougie, enz., aan
tijdens het gebruik van of onmiddellijk na het stilzetten van de
motor.
•
Controleert voordat u de motor start of zich rondom de
uitlaatdemper zaagsel bevindt. Als u dit niet verwijdert, zal het
oververhit raken en in brandt vliegen. Om dit te voorkomen,
houdt u het gebied rondom de uitlaatdemper schoon.
Deze motor is luchtgekoeld. Stof dat zich opeenhoopt tussen
de inlaatpoort van de koellucht en koelribben veroorzaakt
oververhitting van de motor. Controleer en reinig regelmatig
de koelribben in de reparatiespeciaalzaak.
Oliefilter
NGK CMR7A
Aanspanmoment
ontstekingsbougie
7,8 - 10,8 Nm
Advertenties
Inhoudsopgave
