Inhoudsopgave
Advertenties
8. Ingebruikname
Neem eerst de buitensensor in gebruik en pas daarna het weerstation.
a) Buitensensor
• Open het batterijvak van de buitensensor door het deksel van het batterijvak (14) naar
beneden te schuiven.
• Kies met de schuifschakelaar (17) een zendkanaal (1, 2 of 3). Als u slechts een buiten-
sensor gebruikt, moet u de buitensensor op kanaal 1 instellen. Wanneer er meerdere
buitensensoren worden gebruikt (tot 3 mogelijk-, stelt u op elke buitensensor een ander
kanaal in.
• Plaats twee batterijen van het type AAA/micro in het batterijvak. (Houd rekening met
plus/+ en min/-). Op het scherm van de buitensensor lichten alle segmenten kort op,
aansluitend de eerste meetwaarde voor temperatuur en luchtvochtigheid.
• Druk kort op de toets „°C/°F" (16) in het batterijvak van de buitensensor om tussen de
temperatuureenheid °C (graden Celsius) of °F (graden Fahrenheit) om te schakelen.
• Sluit het batterijvak van de buitensensor weer.
b) Weerstation
• Open het batterijvak (2) aan de achterkant van het weerstation.
• Plaats drie batterijen van het type AA/mignon in het batterijvak. Houd rekening met de
juiste polariteit (plus/+ en min/-).
• Sluit het batterijvak weer.
• Onmiddellijk na het plaatsen van de batterijen in het weerstation verschijnen kort alle
schermsegmenten en worden enkele geluidsignalen weergegeven.
• Vervolgens wordt de luchtwaardewaarde gemeten; deze knippert ongeveer in het
midden van het scherm. Ongeveer 30 seconden later start het weerstation het zoeken
naar de beschikbare buitensensoren (een is inbegrepen, u kunt tot twee bijkomende
exemplaren als accessoire worden besteld).
Het zoeken naar sensoren duurt ongeveer 3 minuten. Beweeg het weerstation en de
buitensensor in deze tijd niet; druk op geen enkele toets op het weerstation.
Door op de toets „TEST" (15) op het batterijvak van de buitensensor te zoeken,
wordt een datapakket manueel uitgestuurd waardoor het weerstation de
buitensensor sneller herkent.
11
Advertenties
Inhoudsopgave
