CROSBY TYPE HSJ VEILIGHEIDSTOESTELLEN
HANDLEIDING VOOR INSTALLATIE, ONDERHOUD EN INSTELLING
Als er geen reseating machine wordt gebruikt,
is de beste manier een nozzle te machineren
deze te verwijderen uit het huis. De nozzle kan
echter ook gemachineerd worden terwijl hij nog
in het huis gemonteerd is. Het is in elk geval
van het grootste belang dat de dichtingsvlakken
beslist goed lopen. Bewerkingstoleranties voor
Crosby Type HSJ veiligheidstoestellen staan
in Figuur 5. Verwijder uitsluitend juist genoeg
metaal om het oppervlak weer in originele staat
te brengen. Zo glad mogelijk afdraaien maakt
het polijsten eenvoudiger.
De nozzle moet worden vervangen wanneer de
minimale dikte van de zitting is bereikt. Deze
kritische maat is gegeven in Tabel 2.
Bewerken van klep/klepinzet-zitting
Wanneer de zitting van de klep/klepinzet te zeer
is beschadigd om met polijsten te herstellen,
moet de klep/klepinzet vervangen worden.
Opnieuw machineren van de zitting van de
klep/klepinzet wordt niet aanbevolen.
Het oppervlak van de klep/klepinzet-zitting
kan gepolijst worden, zolang de minimale
totale hoogte van de klep zoals aangegeven in
Figuur 6 behouden blijft.
LET OP
Deze montagehandelingen moeten zorgvuldig
worden uitgevoerd om beschadiging van de
zittingevlakken te voorkomen.
Montage
Alle onderdelen moeten schoon zijn. Voor
montage van de volgende onderdelen,
moeten ze gesmeerd worden met puur nikkel
"Never-Seez" of gelijkwaardig.
- Nozzle en schroefdraad in het huis
- Nozzle en dichtingsvlakken van het huis
- Alle draadeinden en moeren
- Spindellager oppervlak en schroefdraad
- Draad van stelschroef
- Veerringen
- Draad van stelschroef en kap
Voor identificatie van onderdelen, zie
Figuur 1 op blz. 2:
a. Voor installatie van de nozzle (2), moet het
flensoppervlak dat contact maakt met het
huis (1) en de nozzleschroefdraad gesmeerd
worden. Schroef daarna de nozzle (2) in het
huis (1) en draai hem vast tot de nozzleflens
volledig tegen het huis ligt.
b. Schroef de nozzlering (3) op de nozzle (2).
Opmerking: De bovenzijde van de nozzlering
moet ongeveer een omwenteling van de ring
boven het dichtingsvlak van de nozzle liggen.
c. Schroef de spindelsamenstelling (11) in de
klephouder (5) of klep (6A). Draai de spindel
tot hij van de inwendige draad loskomt en de
spindelkogel contact maakt met de klep of
klephouder lagerbus.
Opmerking: Wenn die Spindel nicht in die
Scheibe eingeschraubt wird, prüfen Sie die
Ausführungsnummer in der Modellnummer
auf Kompatibilität. Die Spindel nicht mit
Gewalt in die Scheibe einschrauben. Weitere
Einzelheiten zu den Versionsnummern
finden Sie in Abschnitt 10. Kontaktieren Sie
Emerson, um die richtige Kombination aus
Scheibe und Spindel zu erhalten.
d. Als het veiligheidstoestel een tweedelige
klep heeft (inzet en houder), plaats dan de
klepinzet (6) in de klephouder (5). Draai
de inzet tot het gat aan het uiteinde van
de inzet en het gat in de onderzijde van de
houder tegenover elkaar liggen. Plaats de
inzetspie (7) om hem vast te zetten.
e. Schroef de geleidering (9) op de geleiding (8).
f. Voor veiligheidstoestellen met deksels
van het Type A/B en D/E zijn twee geleide
pakkingen nodig (niet getoond), een boven
en een onder de geleiding (8). Toestellen
met een Type C deksel hebben geen
geleidepakkingen. Indien geleverd, moet
een geleidepakking bovenop het huis (1)
geplaatst worden. Plaats de geleiding (8)
en de geleidering (9) samenstelling bovenin
het huis. De geleiding van Type C toestellen
moet direct bovenop het huis liggen.
Zorg voor een goede uitlijning tussen de
geleiding (8) en het huis, zodat de geleiding
op de juiste wijze in het huis past.
g. Laat de spindel (11) en de klep (6A)
of klephouder samenstelling (5) in de
geleiding (8) zakken op de nozzle (2).
h. Plaats de tweede geleidepakking voor
Type A en D veiligheidstoestellen bovenop
de geleiding (8). Plaats de samenstelling van
veer (12) en ringen (13) op de spindel (11).
Laat de kap (14) over de spindel en veer
zakken, op de draadeinden (15) in het
huis (1). Bij toestellen met een gesloten
kap moet de kapontluchting uitgelijnd
worden met de uitlaat van het toestel.
Positioneer de tegenboring van de kap op de
buitendiameter van de geleiding (8) en laat
de kap op de geleiding zakken.
i. Schroef de kapmoeren (16) op de
draadeinden (15) en zet ze gelijkmatig
vast om onnodige spanning en verkeerde
uitlijning te voorkomen.
j. Til de klepinzet een beetje op door de
spindelstang iets op te tillen. Laat de
nozzlering (3) onder de zitting zakken.
Laat de spindel langzaam los, zodat de
klepinzet voorzichtig contact maakt met de
nozzlezitting. Controleer of de nozzlering vrij
kan bewegen.
k. Schroef de stelschroef (17) en moer (18) in
de bovenzijde van de kap (14) met hetzelfde
aantal slagen dat oorspronkelijk nodig was
om de veerbelasting weg te nemen. De
oorspronkelijke insteldruk kan benaderd
worden door de stelschroef zover in te
draaien tot de hoogte boven de kap hetzelfde
is als tijden demontage opgemeten.
l. Beweeg de nozzlering (3) naar boven tot
hij de klephouder (5) raakt. Laat hem van
deze positie zakken tot de oorspronkelijk
genoteerde positie (zie blz. 6). Verplaats
de geleidering (9) tot de onderzijde ervan
gelijk ligt aan de onderzijde (6A) van de
klep of klephoudersamenstelling (5). Als
de oorspronkelijk genoteerde positie van
de geleidering een positief getal is, draai
de geleidering dan het aantal genoteerde
nokken naar boven; als het een negatief
getal is, laat de ring dan dat aantal nokken
zakken. De ring gaat naar boven door hem
naar rechts te draaien en naar beneden
door naar links te draaien.
8