8 INGEBRUIKNAME EN CONFIGURATIE
De unit moet door de installateur geconfigureerd worden in overeenstemming met de installatieomgeving (buitenklimaat, geïnstal-
leerde opties, enz.) en de expertise van de gebruiker.
Het is belangrijk dat alle informatie in dit hoofdstuk achtereenvolgens door de installateur wordt gelezen en dat het
systeem wordt geconfigureerd zoals van toepassing.
8.1 Eerste ingebruikname bij een lage buitentemperatuur
Als bij de eerste ingebruikname de watertemperatuur laag is, is het belangrijk dat het water geleidelijk wordt verwarmd.
8.2 Controles vóór gebruik
Controles vóór de eerste ingebruikname
Schakel de voeding uit voordat u aansluitingen maakt.
Controleer na de installatie van het apparaat het volgende voordat u de stroomonderbreker inschakelt:
•
Veldbedrading: Zorg ervoor dat de veldbedrading tussen het lokale voedingspaneel en de unit en kleppen (indien van
toepassing) zijn aangesloten volgens de schakelschema's en de lokale wet- en regelgeving.
•
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingsapparaten Controleer of de zekeringen of lokaal geïnstalleerde
beveiligingsapparaten van de grootte en het type zijn zoals aangegeven onder "TECHNISCHE SPECIFICATIES".
•
Controleer of er geen zekeringen of beveiligingen zijn omgeleid.
•
Aarding: Zorg ervoor dat de aardingsdraden goed zijn aangesloten en dat de aarddraden goed vastzitten.
•
Interne bedrading: Controleer de schakelkast visueel op losse verbindingen of beschadigde elektrische onderdelen.
•
Montage: Controleer of het apparaat goed gemonteerd is, om abnormale geluiden en trillingen bij het opstarten te
voorkomen.
•
Beschadigde apparatuur: Controleer de binnenkant van het apparaat op beschadigde onderdelen of ingeklemde
leidingen.
•
Koelmiddellekkage: Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekkage. Als er koelmiddel lekt, neem dan
contact op met uw plaatselijke dealer.
•
Voedingsspanning: Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel. De spanning moet overeenkomen
met de spanning op het typeplaatje van de unit.
•
Afsluitkleppen: Zorg ervoor dat de afsluiters volledig open staan.
8.3 Storingsdiagnose
•
Als er niets op de gebruikersinterface wordt weergegeven, moet u controleren op een van de volgende afwijkingen voordat u een
diagnose van mogelijke foutcodes stelt.
- Ontkoppeling of bedradingsfout (tussen voeding en unit en tussen unit en gebruikersinterface).
- De zekering op de printplaat kan kapot zijn.
•
Als de gebruikersinterface "E8" of "E0" als foutcode weergeeft, is het mogelijk dat er lucht in het systeem zit, of dat het waterni-
veau in het systeem lager is dan het vereiste minimum.
•
Als de foutcode E2 wordt weergegeven op de gebruikersinterface, controleer dan de bedrading tussen de gebruikersinterface en
het apparaat.
•
Meer foutcodes en storingsoorzaken vindt u in 12 "Foutcodes".
ATTENTIE
GEVAAR
bij de eerste installatie
17