5.2. Condensorregeling
Voor het aanpassen van het condensorvermogen aan het te leveren koelvermogen bij verschillende
buitenluchtcondities, staat een tweetal regelingen ter beschikking; de discrete regeling (aan-uit) en de
pulsbreedte-regeling. Voor beide regelingen geldt, dat ernaar gestreefd wordt om een zo laag
mogelijke condensatietemperatuur te handhaven. Om in deellastbedrijf een zo efficiënt mogelijk
gebruik van de koelmachine te kunnen maken wordt de gewenste condensatietemperatuur (35°C)
extra verlaagd. (Zie figuur 9.)
5.2.1. Discrete regeling
Dit type condensorregeling werkt volgens het 'conventionele' principe van het in en uit schakelen van
condensorventilatoren. Wanneer de condensatietemperatuur met 5K boven de gewenste waarde
stijgt, zal een ventilator worden ingeschakeld. Is na 30 sec. de condensatietemperatuur nog boven
genoemde inschakelwaarde, dan zal een volgende ventilator bijkomen. De tijdconstante van 30
seconden zal tot 1 sec. worden gereduceerd, indien de condensatietemperatuur stijgt boven 0,9 x de
maximum waarde. Als na het inschakelen van een ventilator en het verstijken van een vaste tijd (75
sec) de condensatietemperatuur een waarde heeft welke lager is dan de gewenste waarde, dan zal
de betreffende ventilator worden uitgeschakeld. Voor deze ventilator zal de inschakelwaarde nu
komen te liggen op de gewenste waarde + 10K.
5.2.2. Pulsbreedte regeling
Het principe van deze regeling berust op het gedurende korte tijd aan en uit schakelen van een
ventilator (cyclustijd = 5 sec). Door het variëren van de aan en uit- tijd kan het toerental van deze
ventilator elke gewenste waarde tussen stilstand en vollast aannemen.
Door het toepassen van dit type regeling op de eerste ventilator van een condensor kan de capaciteit
van deze condensor modulerend worden geregeld. Hierdoor zal een condensatietemperatuur kunnen
worden gehandhaafd die, mits de omgevings condities dit toestaan, exact op de gewenste waarde
ligt.
8 EC 91 0005.REV.A
Figuur 9 , Verlaging condensatietemperatuur bij deellastbedrijf
21