452163.66.75 · 08/2018 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP L 25 A-2 - WWP L 40 A-2
6 Montage
6.3
Elektrische aansluiting
De vermogensaansluiting van de warmtepomp gebeurt met een normaal verkrijgbare
4-draadse kabel.
De kabel is niet inbegrepen en de kabeldiameter moet gekozen worden volgens het
stroomverbruik van de warmtepomp (zie bijlage Toestelinformatie) en de betreffende
VDE- (EN-) en VNB-voorschriften.
De spanningsvoorziening voor de warmtepomp moet worden voorzien van een alpolige
afschakeling met ten minste 3 mm contactopeningsafstand (bijv. een EVB-veiligheids-
schakelaar) en een 3-polige vermogensschakelaar met één uitschakeling voor alle bui-
tenkabels (uitschakelstroom volgens toestelinformatie).
De relevante componenten in de warmtepomp bevatten een interne overbelastingsbe-
veiliging.
Bij het aansluiten moet het rechtse draaiveld van de lastvoeding gegarandeerd worden.
Fasevolgorde: L1, L2, L3.
OPGELET
ACHTUNG
Let op het rechtsdraaiende veld: Bij een verkeerde bedrading wordt het opstarten van
de warmtepomp verhinderd. Een desbetreffende aanwijzing wordt in de
warmtepompmanager weergegeven (bedrading aanpassen).
De stuurspanning wordt via de warmtepompmanager geleverd.
De stroomvoorziening van de warmtepompmanager met 230 V AC, -50 Hz gebeurt
volgens zijn eigen gebruiksaanwijzing (beveiliging max. 16 A).
ACHTUNG
OPGELET
De stuurleiding is een voor de werking noodzakelijk toebehoren voor buiten opgestelde
lucht/water-warmtepompen. Stuurleiding en voedingskabel moeten afzonderlijk
geplaatst worden. Een verlenging van de stuurleiding door de klant is niet toegestaan.
De stuurleidingen (niet in de leveromvang inbegrepen) hebben aan beide einden recht-
hoekige steekcontacten. Aan het einde ervan wordt deze met de warmtepompmanager
en aan het andere einde met de schakelkast in de warmtepomp verbonden. De
steekaansluitingen aan de warmtepomp bevinden zich aan de onderkant van de scha-
kelkast.
Als stuurleiding worden twee afzonderlijke leidingen gebruikt. De ene leiding is voor het
230V-stuurspanningsniveau en de andere is voor het signaal- resp. laagspanningsni-
veau bestemd.
Meer gedetailleerde instructies staan in de gebruiksaanwijzing van de warmtepomp-
manager.
Gedetailleerde informatie zie bijlage Elektrische schema's.
15