PARAMETERS BESCHRIJVING
Afhankelijk van de gekozen TMA-configuratie worden de instellingen verricht met behulp van twee codeerwielen
met elk 16 posities en/of met behulp van een RS-232 verbinding.
De hier beschreven parameters zijn voor de TMA-122 configuratie. Voor andere TMA-configuraties kunnen
andere parameters gelden.
Zie verder voor parameters instelling.
1
ZELFTOEZICHT
Het zelftoezicht werkt op de volgende onderdelen:
-
Microgolven verzender/ontvanger
-
Mixers
-
Analoog kanaal
-
Analoog/digitaal converter
-
Microprocessor oscillator
-
Code uitvoering
Wanneer een defect wordt vastgesteld, worden de relais permanent ingeschakeld. Het knipperen van de LEDs
toont een foutcode aan. Zie "Instellingen en Installatie" voor verdere informatie. Na 1 uur wordt de radar reset.
2
RF-KANAAL
Deze parameter verschuift de radarfrequentie. Wanneer twee radars tegenover elkaar geplaatst worden, mag
hun frequentie niet gelijk zijn om wederzijdse storingen te vermijden.
3
DETECTIE AFSTAND
3.1
D
ETECTIEAFSTAND
De TMA-122 detecteert de bewegende voertuigen op een afstand van +/- 60 m van het installatiepunt. Deze
afstand kan tot 20 m verkort worden, met behulp van de parameterschakelaar nr 1 (zie p. 18). Als een voertuig in
deze zone gedetecteerd wordt, wordt het relais 2 ingeschakeld. Als er geen voertuig aanwezig is of als de
voertuigen stilstaan, wordt het relais niet ingeschakeld.
3.2
D
ETECTIEAFSTAND
De TMA-122 detecteert de bewegende en stilstaande voertuigen op een afstand van 10 of 15 m van de
installatiepunt. Als een beweging in deze zone wordt gedetecteerd, schakelt de radar het relais 2 in. Het traceert
het voertuig en houd het relais ingeschakeld totdat het voertuig de detectiezone verlaat.
4
MAXIMUM RELAIS HOUDTIJD
Met deze parameter wordt de maximale houdtijd voor het relais ingesteld. Wanneer de tijd verstreken is, wordt
het relais reset, ongeacht de aanwezigheid van een voertuig.
5
GEVOELIGHEID
De standaard gevoeligheidsregeling voldoet aan de eisen van de meeste installaties. Indien de positie en/of de
grootte van de detectiezone niet voldoen, wijzig eerst de positie van de radar (hellingshoek en/of installatie
hoogte).
"
"
BEWEGING
"
"
STILSTAANDE VOERTUIGEN
7