1
T
EST MODUS
Tijdens het opstarten werkt de radar de eerste 50 seconden in de testmodus. Het radargedrag kan grillig zijn als
gevolg van een evoluerende kalibratieprocedure.
2
N
ORMALE WERKING
Zodra de kalibratie is voltooid, schakelt de radar automatisch over naar de normale werkingsmodus. Enkel detecties
verder dan 2,5 meter afstand van de radar worden gevalideerd.
1
B
IJ NORMALE WERKING
De LED's worden geactiveerd wanneer het relais wordt geactiveerd en blijven minimaal 750 milliseconden
branden.
2
W
ANNEER DE ZELFTOEZICHT EEN FOUT VASTSTELT
De twee LED's knipperen snel (2 of 4 snelle flitsen gevolgd door een pauze van 1 sec, afhankelijk van de
gedetecteerde fout).
1
A
LGEMEEN
•
Installatiehoogte: minimum 3,5 m - maximaal 4,5 m
•
Kantel- of hellingshoek: Hoe kleiner de hoek, hoe verder de radar detecteert, maar hoe groter de "geen-
detectie"-zone vanaf de voet van de radarpaal.
Figuur 7: Kantel- of installatiehoek
2
M
ONTAGE
1. Stel de juiste parameterwaarden in en plaats de sticker.
2. Bevestig de radar op de beugel:
RADAR OPSTARTEN
CONTROLE LEDs
INSTALLATIE GIDS
α = verticale radar openingshoek (α = 45°)
β = horizontale radar openingshoek (β = 38°)
Kantelhoek = hellingshoek ten opzichte van de horizon
9