Veiligheid bij het parkeren met / zonder kabelhaspel
1
9
8
Abb. 3 Borging van het frame / van de aanhangwagen
1
Borging van de transportas (excentrische vergrendeling met
ketting)
2
Borging van het remframe (pen)
3
Borging van de kabel (kabellier)
4
Automatische steunpoot, met de slinger naar beneden
gedraaid
5
Handrem, volledig aangetrokken
6
Borging van het kabelhaspelframe (excentrische
vergrendeling)
7
Steunpoten, in de steunstand (verticaal)
8
Wielblokken, onder de wielen geplaatst
9
Steunpoten, met de slinger naar beneden gedraaid
De kabelhaspelaanhangwagen mag met een opgenomen
kabelhaspel worden afgekoppeld en geparkeerd.
De kabelhaspelaanhangwagen mag alleen op een vlakke /
harde ondergrond worden geparkeerd – niet op een
onbeschermde helling plaatsen.
2
3
7
6
De kabelhaspelaanhangwagen mag alleen worden
afgekoppeld en geparkeerd, als het kabelhaspelf-
rame in de rijstand is gebracht en met alle borgele-
menten vergrendeld is!
Vereisten voor het parkeren:
– De kabelhaspel is centraal op de transportas
(Abb. 3/1) geplaatst en met de sluithendel en
excentrische vergrendeling geborgd.
– Het remframe (Abb. 3/2) is neergeklapt en met pennen
vastgezet.
– Het kabelhaspelframe rust op het chassis en is met
excentrische vergrendelingen (Abb. 3/6) rechts / links
geborgd.
8
4
5
B - 003
Veiligheid bij het parkeren
– De steunpoten vooraan (Abb. 3/7) zijn in de steunstand
naar beneden gezwenkt en met de slinger tot aan de
ondergrond naar beneden gedraaid.
– De steunpoten achteraan (Abb. 3/9) zijn met de slinger
volledig naar beneden gedraaid.
– De wielblokken (Abb. 3/8) zijn onder de wielen
geplaatst.
– De kabellier (Abb. 3/3) is ingetrokken en vastgezet.
De kabel is ontlast – niet gespannen.
Bedieningshendel of afstandsbediening zijn
opgeborgen.
– Het automatische steunwiel (Abb. 3/4) is met de slinger
naar beneden gedraaid.
– De handrem (Abb. 3/5) is volledig aangetrokken.
1
Veiligheid
9