Identificatie van de onderdelen
2.
Zorg ervoor dat de pijlvormige tip (33) naar voren is gericht
(spuiten).
3.
Houd het pistool loodrecht en op ongeveer 12 inch (304 mm) van
het oppervlak. Beweeg het pistool eerst en druk dan de trekker
(3) in om een testpatroon te spuiten.
4.
Houd het pistool altijd onder een rechte hoek ten opzichte van
het oppervlak. Geen boog maken met het pistool. Dit veroorzaakt
een ongelijke materiaallaag. Om een gelijkmatige afwerklaag te
verkrijgen moet u rustige, gelijkmatige bewegingen maken t.o.v.
het te spuiten object met een overlapping van 50%.
Een verstopping verwijderen
1.
Ontlast de druk. Vergrendel de trekker (1a).
2.
Enkel vlakke tip: u dient de beschermer en tip te verwijderen en
schoon te maken.
3.
Draai de tip (33) 180°. Haal de trekker van de veiligheidspal (1a).
Druk de trekker in en spuit met het pistool in een bak of op de
grond om de verstopping te verwijderen.
4.
Vergrendel de trekker (1a). Draai de tip (33) 180° terug naar de
spuitstand.
Spuiten
Zie de instructiehandleiding van uw apparatuur. Onderstaande
instructies zijn bedoeld voor pistolen die worden gebruikt met de
FinishPro spuitapparaten van Graco.
Air-assisted spuiten
1.
Zet de functiekeuzeschakelaar op AIRLESS spuiten.
2.
Open de luchtdrukregelaar van het pistool helemaal.
3.
Pomp de pomp voor en volg daarbij de voorpompinstructies
in de bedieningshandleiding van het spuitapparaat.
4.
Draai de materiaaldrukregeling van het spuitapparaat op de
hoogste stand.
5.
Ontgrendel de trekker (1a). Druk de trekker van het pistool in en
draai tegelijkertijd de materiaaldruk omlaag tot u merkt dat zich
uitlopers vormen in het spuitpatroon.
6.
Laat de trekker van het pistool los.
7.
Zet de schakelaar van het pistool op AA (air assisted) spuiten.
8.
Druk de trekker van het pistool in. Verhoog tijdens het spuiten de
luchtdruk via de regulator tot de uitlopers weer verdwijnen.
9.
Gebruik de luchtregelknop van het pistool voor de fijnafstelling
van het spuitpatroon.
Airless spuiten
1.
Zet de functiekeuzeschakelaar op AIRLESS spuiten.
2.
Pomp de pomp voor en volg daarbij de voorpompinstructies in de
bedieningshandleiding van het spuitapparaat.
3.
Start met de druk op de laagste stand.
4.
Start met de druk op de laagste stand. Spuit een testpatroon.
Verhoog de druk van het apparaat geleidelijk tot u een constant
spuitpatroon hebt zonder zware randen. Gebruik een kleiner
tipformaat als de drukafstelling alleen niet voldoende is om zware
randen weg te nemen.
Opmerking: als u een onregelmatig
spuitpatroon krijgt, reinig dan de luchtgaten
met oplosmiddel en een zachte borstel of een
tandenstoker. Geen metalen gereedschap
gebruiken om de luchtkapgaten te reinigen
omdat hierdoor krassen kunnen ontstaan.
Krassen kunnen het spuitpatroon aantasten.
6
Onderhoud
Voordat u enig onderhoud pleegt aan het pistool, moet u alle
waarschuwingen lezen op de voorpagina van deze handleiding en
de druk ontlasten, zie blz. 5.
Dagelijks onderhoud
Spoel het pistool elke keer als u ophoudt met werken en sla hem op
een droge locatie.
Het pistool en onderdelen van het pistool niet onderdompelen in water
of reinigings-(oplos)middelen.
•
Richt het pistool niet omhoog bij het reinigen.
•
Veeg het pistool niet af met een volledig met oplosmiddel doord-
renkte lap, maar wring de overtollige vloeistof uit.
•
Oplosmiddel dat is blijven zitten in de luchtleidingen van het
pistool kan slechte aflaklaag tot gevolg hebben. Gebruik geen
reinigingsmethode waarbij oplosmiddel in de luchtleidingen van
het pistool kan achterblijven.
Spoelen en reinigen
• Spoel het pistool vóór een kleurwisseling, vóór opslag en voordat
u het pistool gaat repareren.
• Spoel op de laagst mogelijke druk. Controleer de koppelstukken
op lekken en draai ze aan indien nodig.
• Spoel met een vloeistof die compatibel is met het materiaal dat
u doseert en met de bevochtigde onderdelen in uw systeem.
1.
Ontlast de druk, zie blz. 5. Haal de stekker van het spuit-
apparaat uit het stopcontact.
2.
Verwijder de tip (33) en de tipbeschermer (6).
3.
Ontkoppel de zwarte luchttoevoerslang van het pistool.
4.
Verwijder de sifonbuisset van het spuitapparaat uit de verf en
plaats hem in de spoelvloeistof. Zie de reinigingsinstructies in
bedieningshandleiding 311905.
5.
Plug het spuitapparaat in de netvoeding. Zet de functiekeuze-
schakelaar op AIRLESS.
6.
Voer de druk langzaam op. Richt het pistool neerwaarts in een
geaarde metalen emmer. Druk de trekker in en spoel het pistool
door met oplosmiddel totdat alle materiaalsporen uit de leidingen
in het pistool verdwenen zijn.
7.
Draai de functiekeuzeschakelaar op OFF.
8.
Ontlast de druk; zie blz. 5.
9.
Haal de materiaaltoevoerslang los van het pistool.
10. Als het noodzakelijk is om de diffuser (5) te verwijderen voor
reiniging, druk dan trekker in, terwijl u de diffuser met het
pistoolgereedschap (30) verwijdert.
11. Doop het zachte uiteinde van een zachte harenborstel in een
geschikt oplosmiddel. Maak de borstelharen niet steeds
opnieuw nat, en gebruik geen draadborstel.
12. Reinig de voorkant van het pistool met de zachte borstel en
oplosmiddel, en houd het pistool daarbij naar beneden gericht.
13. Borstel de spuittip (33) en de beschermer (6) af een zachte
borstel. Gebruik een zacht voorwerp zoals een tandenstoker voor
het reinigen van de holtes in de luchtkap om beschadiging van
essentiële oppervlakken te voorkomen. Blaas lucht door de
spuittip om er zeker van te zijn dat de spuitopening schoon is.
14. Als de diffuser werd verwijderd, druk dan de trekker van het
pistool in als u de diffuser (5) weer aanbrengt met het
pistoolgereedschap (30). Draai de diffuser stevig aan om een
goede dichting te verkrijgen. Aandraaien tot 155-165 in-lb
(18-19 N.m). Wanneer dit alles goed is vastgedraaid komt de
TI8792a
flens aan de onderzijde uit het pistool.
333185C