Bedieningshandleiding
Bedieningsinstructies
Sturen
1
Druk de rijfunctieknop in. Op het LED-scherm
licht een cirkel onder het rijfunctiesymbool op.
Als de joystick niet binnen zeven seconden na het
indrukken van de rijfunctieknop wordt bewogen, gaat
de cirkel onder het rijfunctiesymbool uit en treedt de
rijfunctie niet in werking. Druk nogmaals op de
rijfunctieknop.
2
Draai de stuurwielen met behulp
van de duimschakelaar op de
joystick.
Rijden
1
Druk de rijfunctieknop in. Op het LED-scherm
licht een cirkel onder het rijfunctiesymbool op.
Als de joystick niet binnen zeven seconden na het
indrukken van de rijfunctieknop wordt bewogen, gaat
de cirkel onder het rijfunctiesymbool uit en treedt de
rijfunctie niet in werking. Druk nogmaals op de
rijfunctieknop.
2
Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
3
Snelheid verhogen: Verplaats de joystick
langzaam uit het midden.
Snelheid verlagen: Verplaats de joystick
langzaam naar het midden toe.
Stoppen: Zet de joystick terug in de middelste
stand of laat de functieschakelaar los.
36
Gebruik de kleurgecodeerde richtingpijlen op de
platformbediening en op het platform om de rijrichting
van de machine te bepalen.
De rijsnelheid van de machine wordt beperkt bij
geheven platform.
De prestaties van de machine zijn afhankelijk van de
staat van de accu. De rijsnelheid en de
functiesnelheid van de machine nemen af als de
accuniveau-indicator knippert.
Rijsnelheid selecteren
De bedieningselementen voor het rijden functioneren
in twee verschillende rijsnelheidsmodi. Wanneer het
lampje van de rijsnelheidknop brandt, is de langzame
rijsnelheidsmodus actief. Wanneer het lampje van de
rijsnelheidknop uit is, is de snelle rijsnelheidsmodus
actief.
Druk de rijsnelheidknop in om de
gewenste rijsnelheid te kiezen.
Opmerking: Wanneer het platform
omhoog is gebracht, brandt het lampje
van de rijsnelheidknop continu,
waardoor de rijsnelheid bij geheven
stand wordt aangegeven.
GR
™
-12 • GR
™
-15 • GR
™
Zevende uitgave • Tweede druk
-20
Onderdeelnr. 1297725DUGT