5
Sluit de scannereenheid.
6
Druk op
om de printer uit te zetten.
7
Trek de stekker van het netsnoer van de printer uit het stopcontact.
8
Steek de stekker van het netsnoer weer in het stopcontact.
9
Druk op
om de printer aan te zetten.
10
Plaats de inktcartridges terug in de printer. Zie voor meer informatie "Inktcartridges installeren" op pagina 73.
11
Sluit de scannereenheid.
12
Steek de stekker van het netsnoer in het stopcontact.
13
Druk op
om de printer aan te zetten.
14
Plaats de inktcartridges terug in de printer. Zie voor meer informatie "Inktcartridges installeren" op pagina 73.
Geen computer aangesloten
Probeer een of meer van de volgende oplossingen:
Controleer de verbinding met de computer
Controleer of de computer is aangesloten op de printer en is ingeschakeld.
Controleer de USB-kabel
1
Controleer of de USB-kabel niet is beschadigd.
2
Sluit het vierkante uiteinde van de USB-kabel stevig aan op de USB-poort achter op de printer.
3
Sluit het rechthoekige uiteinde van de USB-kabel stevig aan op de USB-poort van de computer.
De USB-poort wordt aangegeven met het USB-symbool
Controleer de externe afdrukserver
Als u een externe afdrukserver gebruikt, controleert u of deze is aangesloten. Raadpleeg de documentatie bij de
afdrukserver voor meer informatie.
Kan geen controlevel vinden
Het document op de glasplaat is geen geldig controlevel. Zie voor meer informatie "Foto's op een opslagmedium
afdrukken met het controlevel" op pagina 52.
.
99