NL
Luchtkwaliteit regeling
Status
Aan
Sensor 1
CO2
Sensor 2
RH
Minimale intensiviteit
20%
Maximale intensiviteit
70%
Controle periode
2h
Controle volgorde
1 Stadium
Elektrische verwarmer
2 Stadium
Externe batterij
3 Stadium
Externe DX-eenheid
Type externe batterij
Heet water
Besproeiingsbescherming
In
Rum vochtigheid
Auto
Wanneer u External DX unit als te regelen functie selecteert, wordt de regeling van de externe DX-eenheid
buiten ingeschakeld. Het uitgangsregelsignaal loopt via de DX-terminals van de controller (afb. 1.3 b).
Eenheden met een platenwarmtewisselaar met tegenstroom hebben een automatische beveiliging tegen
ijsvorming, die de primaire elektrische verwarmer inschakelt in geval van lage buitenluchttemperaturen en
hoge luchtvochtigheid in de ruimte. De verwarmer gebruikt wisselende stroomsterkten, die afhankelijk zijn van
de buitenluchttemperatuur, de luchtvochtigheid in de ruimte (relatieve luchtvochtigheid, uitgedrukt in g/kg) en
het werkelijke luchtdebiet in het ventilatieapparaat. De geïntegreerde primaire elektrische verwarmer werkt
wanneer er vraag is en levert uitsluitend zoveel als nodig is en zolang als nodig is. Wanneer de luchtvochtigheid
binnen laag is, is het mogelijk dat de verwarmer uitgeschakeld blijft, zelfs bij lage buitentemperaturen.
Beveiliging tegen ijsvorming:
•
On (Aan) - vooringestelde automatische beveiliging door middel van de geïntegreerde primaire elektrische
verwarmer.
•
Off (Uit) - de beveiliging kan uitgeschakeld worden, waarbij het ventilatieapparaat echter uitsluitend in het
specifieke bereik aan buitentemperaturen zal werken. Zodra de buitentemperaturen onder de -4 °C dalen,
slaat het apparaat na een vooringestelde tijd af.
•
Outside heat exchanger (Warmtewisselaar buiten) - met deze optie kan beveiliging door een warmte-
wisselaar die buiten is geplaatst worden geactiveerd. Deze wordt in het buitenluchtkanaal geïnstalleerd,
vóór het ventilatieapparaat, en vervangt de geïntegreerde beveiliging binnen. De regeling van de beveili-
ging met behulp van een buiten geïnstalleerde warmtewisselaar vindt plaats via een 0-10 V-sigaal dat naar
de AUX-terminals van de controller wordt gestuurd.
De luchtvochtigheid van de ruimte:
•
Auto - de luchtvochtigheid van de ruimte wordt automatisch ingesteld met behulp van de luchtvochtig-
heidssensor in het bedieningspaneel en/of luchtvochtigheidssensoren buiten die zijn aangesloten op de
terminals B8 en B9 van de controller.
16
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
Air quality control (Regeling van de luchtkwaliteit). De regeling van de luchtk-
waliteit is standaard ingeschakeld. Om de unit in modus AUTO niet op basis van de
luchtkwaliteit maar op basis van de weekplanning te laten werken, kan deze functie
worden uitgeschakeld.
Regeling van de luchtkwaliteit wordt uitgevoerd met behulp van de diverse sen-
soren. De verschillende typen zijn als volgt geconfigureerd:
CO2 - Kooldioxidegehaltesensor [0-2000 ppm];
VOC - luchtkwaliteitssensor [0-100%];
RH - sensor voor relatieve luchtvochtigheid [0-100%].
Regeling van de luchtkwaliteit regelt ook automatisch de ventilatie-intensiteit in
een bereik van 20 - 70%. Indien nodig kan dit bereik worden aangepast.
Wanneer de minimale ventilatie-intensiteit wordt ingesteld op 0%, kan de lucht-
behandelingsunit afslaan op het moment dat de luchtkwaliteit in de ruimte de ge-
wenste waarde heeft bereikt. De unit slaat echter wel iedere twee uur voor korte tijd
aan (deze frequentie kan worden geconfigureerd) om de luchtkwaliteit in de ruimte
te controleren. Als bij controle blijkt dat de luchtvervuiling niet boven de ingestelde
waarde is gestegen, slaat de luchtbehandelingsunit weer af. Als bij controle echter
blijkt dat de luchtkwaliteit slecht is, gaat de unit door totdat de ruimte geventileerd is.
Control sequence (Regelingssequentie). Bij de geavanceerde instellingen onder
Control Sequence kunt u maximaal drie regelniveaus instellen die de toevoerlucht-
temperatuur regelen; dus bijv. als eerste start Stage 1 (Fase 1), als dat onvoldoende
is start Stage 2 (Fase 2) en vervolgens start Stage 3 (Fase 3). Alleen de regeling in
fase 1 wordt standaard ingeschakeld in de fabriek voor een elektrische verwarmer,
maar u kunt aanvullende verwarmers en koelers inschakelen om de werkingssequ-
enties daarvan met elkaar te coördinerenof om deze volledig uit te schakelen.
Om de aanvullende verwarmer op het warmwaterkanaal in te schakelen, moet u
External coil (Externe batterij) selecteren en het type daarvan instellen op Hot water
(Heet water). Wanneer u het type instelt op Cold water (Koud water) wordt daarmee
de regeling van de waterkoeler geactiveerd. Het uitgangsregelsignaal voor de ex-
terne batterij loopt via de TG1-terminals (afb. 1.3 b).
Na het inschakelen van de waterverwarmer moet u aanvul-
lend de watertemperatuursensor B5 aansluiten op de termi-
nals van de controller.
C6-18-04