Inhoudsopgave
Advertenties
Ga als volgt te werk voor meten van de spanning bij
wisselstroom (AC):
1. Het zwarte meetsnoer (12) op de aansluiting COM (13) en
het rode meetsnoer (11) op de aansluiting input (7)
aansluiten.
2. De draaischakelaar (4) naar de stand (33) draaien.
ð Op het display verschijnt het symbool voor wisselstroom
bij de indicatie wisselstroom/gelijkstroom (30).
3. Druk meerdere keren op de toets RANGE (41), voor het
selecteren van het gewenste meetbereik.
ð De resolutie van de meetwaardeweergave (29) wijzig
overeenkomstig.
4. De gewenste meetpunten van het stroomcircuit met de
meetpennen (10) van de meetsnoeren aanraken.
ð De meetwaarde wordt op de meetwaardeweergave (29)
weergegeven.
Voorbeeld:
Meting van weerstand
Ga als volgt te werk voor het meten van een weerstand:
1. Het zwarte meetsnoer (12) op de aansluiting COM (13) en
het rode meetsnoer (11) op de aansluiting input (7)
aansluiten.
2. De draaischakelaar (4) naar de stand weerstand (35)
draaien.
ð Op het display verschijnt de eenheid voor
weerstand (27).
3. De gewenste meetpunten van het stroomcircuit met de
meetpennen (10) van de meetsnoeren aanraken.
ð De meetwaarde wordt op de meetwaardeweergave (29)
weergegeven.
10
Doorgang controleren
Ga als volgt te werk voor het controleren van de doorgang van
het te controleren stroomcircuit:
1. Het zwarte meetsnoer (12) op de aansluiting COM (13) en
het rode meetsnoer (11) op de aansluiting input (7)
aansluiten.
2. De draaischakelaar (4) naar de stand Doorgang (35)
draaien.
3. Druk een keer op de toets MODE (40).
ð Op het display verschijnt het symbool voor de
doorgangs-functie (21).
4. De gewenste meetpunten van het stroomcircuit met de
meetpennen (10) van de meetsnoeren aanraken.
ð Het apparaat geeft een akoestisch signaal, als de
gemeten weerstand onder 100 Ω ligt.
Diodetest
Ga als volgt te werk voor het meten van de doorlaatspanning
van een diode:
1. Het zwarte meetsnoer (12) op de aansluiting COM (13) en
het rode meetsnoer (11) op de aansluiting input (7)
aansluiten.
2. De draaischakelaar (4) naar de stand Doorgang (35)
draaien.
3. Druk twee keer op de toets MODE (40).
ð Op het display verschijnt het symbool voor de
diodetest (20).
4. Verbind de meetpen (10) van het rode meetsnoer (14) met
de anode van de diode.
5. Verbind de meetpen (10) van het zwarte meetsnoer (5) met
de kathode van de diode.
ð Bij een correct werkende diode wordt op het display een
spanning tussen 0,4 V en 0,7 V weergegeven.
ð Bij een kortgesloten diode wordt op het display een
spanning in de buurt van 0 mV weergegeven.
ð Wordt OL (5) weergegeven op het display, zijn de
meetpennen verkeerd gepositioneerd.
ð Bij een defecte (open) diode wordt op het display altijd
OL weergegeven, onafhankelijk van de positionering van
de meetpennen.
stroomtang BE42
NL
Advertenties
Inhoudsopgave
