4. RB398S/RB518/RB218
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
1. CONTROLEER DE ONDERDELEN VOORDAT U DE
ACCU PLAATST
• Controleer of alle schroeven goed vastgedraaid zijn.
Niet goed vastgezette schroeven kunnen leiden tot
ongelukken of defecten. Draai eventuele loszittende
schroeven stevig vast.
• Controleer of er onderdelen beschadigd zijn.
Door het gebruik zullen onderdelen slijten. Controleer
ook of onderdelen ontbreken, beschadigd zijn of in
slechte staat verkeren. Koop vervangende onderdelen
uitsluitend bij de dealer waar het apparaat werd gekocht
of een erkende distributeur van MAX Co., Ltd.
Gebruik alleen echte en geautoriseerde
reserveonderdelen.
2. ZET DE HOOFDSCHAKELAAR (Fig. 6.7) OP "OFF",
DE TREKKERBLOKKERING (Fig. 6.8) OP "LOCK"
EN VERWIJDER DE ACCU (Fig. 6.0) WANNEER U
DE ACCU VERWISSELT, DE BINDDRAAD
VERVANGT OF AFSTELT, ABNORMALITEITEN
ZICH VOORDOEN, EN HET APPARAAT NIET
WORDT GEBRUIKT
Het niet uitschakelen van het apparaat in deze situaties kan
leiden tot defecten of schade.
3. HOUD VINGERS EN ANDERE LICHAAMSDELEN
ALTIJD WEG TUSSEN DE ARM EN DE
KRULGELEIDER (Fig. 16)
Het niet opvolgen van deze instructie kan leiden tot ernstig
letsel.
4. HOUD VINGERS EN ANDERE LICHAAMSDELEN UIT
DE BUURT VAN DE BINDDRAAD ALS HET
APPARAAT WORDT GEBRUIKT
Het niet opvolgen van deze instructie kan leiden tot ernstig
letsel.
5. RICHT HET APPARAAT NIET OP PERSONEN
Als het apparaat een bediener of iemand in zijn/haar
nabijheid grijpt, kan dit lichamelijk letsel veroorzaken. Let er
goed op dat tijdens het gebruik van het apparaat geen
handen, benen of andere lichaamsdelen in de buurt van de
werkarm van het apparaat komen.
6. HOUD UW VINGER NIET OP DE TREKKER ALS HET
APPARAAT NIET WORDT GEBRUIKT
Onbedoeld indrukken van de trekker kan ertoe leiden dat het
apparaat in werking wordt gesteld, met ernstig letsel als
mogelijk resultaat.
7. GEBRUIK HET APPARAAT NOOIT ALS HET NIET
VOLLEDIG CORRECT FUNCTIONEERT
Als het apparaat niet correct functioneert of er anderszins
afwijkingen aan geconstateerd worden: schakel het
onmiddellijk uit (hoofdschakelaar op "OFF"), blokkeer de
trekker en laat het apparaat controleren en repareren.
8. STEL HET APPARAAT BUITEN GEBRUIK ALS NA
HET PLAATSEN VAN DE ACCU HET APPARAAT
WERKT ZONDER DAT DE TREKKER WORDT
INGEDRUKT OF ALS DE BEDIENER
ONGEBRUIKELIJKE WARMTEVORMING,
GELUIDEN OF GEUREN OPMERKT
Het niet opvolgen van deze instructie kan leiden tot ernstig
letsel. Zend het apparaat naar de dealer voor
veiligheidscontrole.
9. PROBEER NOOIT HET APPARAAT TE WIJZIGEN
Wijziging van het apparaat tast de prestaties en de
gebruiksveiligheid aan. Iedere poging tot wijziging kan leiden
tot ernstig letsel en het vervallen van de garantie.
10. ZORG ERVOOR DAT HET APPARAAT ALTIJD IN
GOEDE GEBRUIKSTOESTAND VERKEERT
Houd voor gebruiksveiligheid en goede prestaties het
apparaat vrij van slijtage en beschadigingen. Zorg er ook
voor dat de handgreep van het apparaat droog en schoon
blijft en met name niet wordt vervuild door olie of vet.
11. GEBRUIK UITSLUITEND DE GEAUTORISEERDE
ACCU
Het aansluiten van het apparaat aan een andere
voedingsbron zoals een oplaadbare batterij, een droge
batterij of een autoaccu kan het apparaat beschadigen of
defect maken, oververhitten of zelfs vlam doen vatten. Sluit
dit apparaat niet aan op een andere voedingsbron dan de
toegelaten accu.
12. LAAD VOOR DE BESTE PRESTATIES DE ACCU
VOOR GEBRUIK VOLLEDIG OP
Door zelfontlading kan een nieuwe accu of een accu die
langere tijd niet is gebruikt, leeg zijn. Deze dient volledig
opgeladen te worden. Laad voor gebruik van het apparaat de
accu op met de hiervoor bedoelde MAX-acculader.
13. VOORZORGSMAATREGELEN VOOR OPLADEN
13-1 Gebruik uitsluitend acculaders en accu's
van MAX.
Door gebruik van andere opladers/accu's kan
oververhitting of brand ontstaan, met ernstig letsel als
mogelijk gevolg.
13-2 Sluit de oplader aan op een stopcontact
met een spanning van 100 - 240 VAC.
Gebruik van een ander voltage kan leiden tot
oververhitting of een onvolledig geladen accu, met
ernstig letsel als mogelijk gevolg.
13-3 Gebruik nooit een transformator.
13-4 Sluit de acculader nooit aan op een
voeding vanaf een gelijkstroom-
motorgenerator.
De oplader kan defect of beschadigd raken door
oververhitting.
13-5 Laad de accu niet op in de regen, bij
spetterend water of op een vochtige plaats.
Het opladen van een vochtige of natte accu kan leiden
tot stroomschokken of kortsluiting, met brandschade
als mogelijk resultaat.
13-6 Raak het stroomsnoer of de stekker niet
aan met een natte hand of handschoen.
Dit kan leiden tot stroomschokken met letsel als
mogelijk resultaat.
13-7 Plaats geen doek of andere afdekking op
de acculader tijdens het opladen van de
accu.
Dit leidt tot oververhitting van de oplader, met
brandschade als mogelijk resultaat.
13-8 Houd de accu en de acculader uit de buurt
van hittebronnen en vuur.
13-9 Laad de accu niet op in de buurt van
brandbare stoffen.
13-10 Voer het opladen uit op een plaats met
goede ventilatie.
Plaats de oplader tijdens het opladen niet in direct
zonlicht.
13-11 Laad de accu op bij een
omgevingstemperatuur tussen 5°C (41°F)
en 40°C (104°F).
13-12 Gebruik de oplader niet continu.
Geef de oplader tussen oplaadbeurten 15 minuten
pauze; dit voorkomt functionele storingen.
13-13 Laat niets de ventilatiegaten of de
accuhouder blokkeren; dit kan leiden tot
stroomschokken of functionele storingen.
Zorg ervoor dat de oplader tijdens het gebruik vrij is
van stof of andere voorwerpen.
9