Lichtmanagement
Dit kan het best geschieden bij exact een verlichtingssituatie, die als
werkpleklichthelderheid minimaal vereist is, d.w.z. bij ingeschakelde
verlichting met zo weinig mogelijk vals licht.
Procedure:
•
Regelaar time op maximale tijd (30 min.) instellen (afbeelding G).
•
Regelaar lux op dagbedrijf (zon) zetten (afbeelding G), LED moet uit
zijn.
•
Toestel via een beweging in het detectiegebied inschakelen.
Sommige lampen, zoals b.v. fluorescentielampen, hebben tijd nodig om
de volle lichtsterkte te bereiken.
Daarom:
•
Opwarmfase van de lampen in acht nemen.
Belangrijk: Vals licht (b.v. door bijkomend daglicht of naburige lampen)
vermijden.
•
Regelaar lux vervolgens in de richting van het maan-symbool
(afbeelding G) draaien tot de test-LED (4) (afbeelding H) brandt.
Belangrijk: Lichtsensor (5) (afbeelding H) daarbij niet afdekken. De
lichtsensor moet het bewaakte oppervlak kunnen meten.
Het aanwezigheidsmelder 'standaard' is nu op de momentele
lichthelderheid van het bewaakte gebied ingesteld.
•
Regelaar time op gewenste inschakeltijd instellen.
•
Detectiegebied verlaten en wachten, tot de aanwezigheidsmelder na
afloop van de zojuist ingestelde inschakeltijd uitschakelt.
Aanwijzing: Is de instelling niet meteen naar wens, lees dan het
volgende hoofdstuk Standaardinstelling, functie van de test-
LED en Instelhulp (pagina's 25 – 35).
Aanwezigheidsmelder
'standaard'
Art.-nr.: PMS 360 WW
G
H
7