1 = Renovent Excellent links 2/2 (waterpas opstellen)
2 = Voorkeur toevoer ventilatielucht
3 = Toevoer ventilatielucht van onder de pannen
4a = Vrije aanzuig onderzijde dakvlak
4b = Vrije aanzuig bovenzijde dakvlak
5 = Rioolontspanning
• De buitenluchttoevoer dient plaats te vinden vanuit de be-
schaduwde zijde van de woning, bij voorkeur uit de gevel of
overstek. Indien de buitenlucht van onder de pannen wordt
aangezogen, dient de aansluiting zo te worden uitgevoerd,
dat er geen condenswater in het dakbeschot ontstaat en er
geen water in kan lopen. Aanzuigen van de ventilatielucht
van onder de pannen is mogelijk als er via de boven- en
onderzijde van het dakvlak vrije lucht kan toetreden en de
riolering niet ontspant onder de pannen.
• Het afvoerkanaal dient zodanig door het dakbeschot te wor-
den gevoerd, dat er geen condenswater in het dakbeschot
ontstaat.
• Het afvoerkanaal tussen de Renovent Excellent en de dak-
doorvoer dient zodanig te worden uitgevoerd, dat opper-
vlaktecondensatie wordt voorkomen.
• Om geluidsoverdracht te voorkomen, moet de bevestiging
van luchtkanalen aan het dakschot worden voorkomen.
• Maak altijd gebruik van een geïsoleerde ventilatiedakdoor-
voer.
• Om totale geluidniveau te beperken wordt aanbevolen de
externe kanaaldruk te beperken tot 100 Pa. De maximaal
Hoofdstuk 5
A = Afstand van 10 mm
boven dakbeschot
B = Dakisolatie
C = Dichtschuimen
D = Pijp t.b.v. suppletielucht
zorgvuldig isoleren en
dampdicht afwerken
Renovent Excellent 300/ 400 612010-V
Installeren
B
A
A
B
A
6 = Voorkeurplaats afvoer ventilatie- lucht; Brink geisoleerde
ventilatiedakdoorvoer toepassen
7 = Thermisch geisoleerde buis
8 = Condensafvoer
9 = Geluidsdemper
10 = Kanalen van en naar woning
toelaatbare weerstand van het kanalensysteem bedraagt
150 Pa bij de maximale ventilatiecapaciteit. Wanneer de
weerstand van het kanalensysteem hoger is, vermindert de
maximale ventilatiecapaciteit.
• De luchtsnelheden moeten worden beperkt tot max. 5 m/s in
de hoofdkanalen en tot 3,5 m/s in de aftakkingen.
• De plaats van de afvoer van de mechanische ventilatielucht
en rioolontluchting dient zo te worden gekozen, dat er geen
hinder ontstaat.
• De plaats van de toevoerventielen dient zodanig te worden
gekozen, dat vervuiling en tocht wordt voorkomen. Geadvi-
seerd word om de Brink toevoerventielen toe te passen.
• Pas bij voorkeur Brink instortkanalen toe. Deze kanalen zijn
ontwikkeld met het oog op een lage kanaalweerstand.
rekening mee gehouden worden, dat de slang na verloop
van tijd vervangen dient te kunnen worden.
Er dienen voldoende overstroomopeningen te worden aange-
bracht, zie NEN 1087, deurspleet 2 cm.
X
60 mm
A
1 =Brink toevoerventielen
2 =Toevoer uit wand
3 =Afzuigventiel in plafond
of hoog in de wand
4 =Voorkom overspraak
5 =Bij voorkeur Brink
instortkanalen
a =Spleet onder de deur
van 2 cm.
13
A