3 Breng het deksel van de elektrische bedradingskast weer aan
en trek de kabelbundel errond zoals in de afbeelding hiervoor.
5.5
De installatie van de binnenunit
voltooien
5.5.1
Afvoerleiding, koelmiddelleiding en kabel
tussen de units isoleren
1 Nadat de afvoerleiding, koelmiddelleiding en elektrische
bedrading klaar zijn. Wikkel de koelmiddelleidingen, kabel
tussen de units en afvoerslang samen met isolatietape. Laat de
tape bij elke omwikkeling minstens de helft van de breedte
overlappen.
a
b
c
d
f
e
a
Afvoerslang
b
Verbindingskabel
c
Montageplaat (accessoire)
d
Koelmiddelleidingen
e
Bevestigingsschroef binnenunit M4×12L (accessoire)
f
Onderste frame
5.5.2
Leidingen door de muuropening voeren
1 Buig de koelmiddelleidingen langs de aanduidingen voor de
plaats van de leidingen op de montageplaat.
a
b
c
c
d
a
Afvoerslang
b
Dicht deze opening af met stopverf of afdichtingsmateriaal.
c
Plastic tape
d
Isolatietape
e
Montageplaat (accessoire)
OPMERKING
▪ Buig de koelmiddelleidingen NIET.
▪ Duw de koelmiddelleidingen NIET op het onderframe of
het voorrooster.
2 Steek de afvoerslang en de koelmiddelleidingen door de
muuropening.
CTXA15+FTXA25~50(A)(B)2V1B(W)(S)(T)(B)
Daikin kamerairconditioner
3P482320-7P – 2019.10
2×
e
5.5.3
Binnenunit op de montageplaat
bevestigen
1 Plaats de binnenunit op de haken van de montageplaat. Maak
hierbij gebruik van de " "-aanduidingen.
2 Duw het onderframe van de unit met beide handen op de
onderste haken van de montageplaat. Let op dat de draden
NIET vastgeklemd geraken.
Let op: Let op dat de kabel tussen de units NIET geklemd geraakt
in de binnenunit.
3 Duw met beide handen op de onderste rand van de binnenunit
tot de unit goed vastzit achter de haken van de montageplaat.
4 Maak de binnenunit vast aan de montageplaat met 2
bevestigingsschroeven van de binnenunit M4×12L (accessoire).
6
Inbedrijfstelling
OPMERKING
Laat de unit ALTIJD draaien met thermistoren en/of
druksensoren/-schakelaars. Anders kan er brand in de
compressor ontstaan.
6.1
Checklist voor de inbedrijfstelling
Controleer na de installatie van de unit eerst de hierna vermelde
punten. Sluit de unit nadat alle controles zijn uitgevoerd. Start de unit
nadat u ze gesloten hebt.
U
leest
de
volledige
beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur.
De binnenunits zijn goed geïnstalleerd.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit NIET
belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Er zijn GEEN ontbrekende fasen of omgekeerde fasen.
De koelmiddelleidingen (gas en vloeistof) zijn thermisch
geïsoleerd.
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden
druppelen.
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de
aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De zekeringen of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijn
overeenkomstig dit document geïnstalleerd en zijn NIET
overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op
het identificatieplaatje van de unit.
De
vermelde
kabels
doorverbindingskabel.
De
binnenunit
ontvangt
gebruikersinterface.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of
beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
6 Inbedrijfstelling
installatie-instructies,
zoals
worden
gebruikt
voor
de
de
signalen
van
de
Montagehandleiding
9