(1)
(1)
Papierinvoerrol
Deze rol draait zodat het origineel automatisch wordt ingevoerd.
(2)
Scangebied
Hier worden originelen gescand die in de automatische
documentinvoereenheid zijn geplaatst.
(3)
Glasplaat
Plaats boeken of andere dikke originelen die niet via de
automatische documentinvoereenheid kunnen worden
gescand op deze glasplaat om ze te scannen.
► GEBRUIK VAN DE GLASPLAAT (pagina 16)
(4)
LAN-aansluiting
Sluit de LAN-kabel aan op deze aansluiting als het
apparaat binnen een netwerk wordt gebruikt.
Gebruik een afgeschermde LAN-kabel.
(5)
USB-poort (B-type)
Het apparaat gebruikt deze aansluiting niet.
(6)
USB-poort (A-type)
Via deze aansluiting kan een USB-apparaat zoals een
USB-stick op het apparaat worden aangesloten.
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
Als USB-geheugentoestellen met zowel de voor- als de
achterzijde verbonden zijn, zal enkel het
USB-geheugentoestel dat eerst ingebracht was, herkend
worden.
(7)
Doorvoerlade
Gebruik deze lade om handmatig papier in te voeren.
Wanneer u papier laadt, moet u ook de verlenglade
openen.
► PAPIER IN DOORVOERLADE PLAATSEN (pagina
21)
VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
(2)
(3)
(7)
(8)
(4)
(5)
(6)
(9)
(10)
(11)
(12)
(8)
Tonercartridge
Deze cartridge bevat toner.
Als een tonercartridge leegraakt, moet u de cartridge
ervangen.
(9)
Stekker voor extra telefoon (TEL)
Wanneer de faxfunctie van het apparaat wordt gebruikt,
kunt u een extra telefoontoestel aansluiten op deze
stekker.
(10) Aansluiting voor telefoonlijn (LINE)
Wanneer de faxfunctie van het apparaat wordt gebruikt,
wordt de telefoonlijn aangesloten op deze aansluiting.
(11) Hoofdschakelaar
Druk op deze toets om de voeding van het apparaat in of
uit te schakelen.
Laat deze schakelaar in de stand "
van de fax- of internetfaxfunctie.
► DE VOEDING IN-/UITSCHAKELEN (pagina 12)
(12) Netstekker
" staan bij gebruik
11