Nadat het systeem is ingeschakeld, is de motor actief in stand 1.
Indien het systeem niet wordt gebruikt, schakelt het zichzelf na verloop van tijd
automatisch uit.
Schakel het elektrische systeem altijd uit vóór het op- en afstappen van de fiets
en wanneer je met de fiets aan de hand loopt.
2. Trapondersteuning stand 1, 2 en 3
Door middel van de ondersteuningsstanden 1,2 en 3, kan de gewenste trapondersteuning
worden ingesteld.
1. Geringe ondersteuning, maximale actieradius.
2. Gemiddelde ondersteuning, gemiddelde actieradius.
3. Maximale ondersteuning, geringe actieradius.
Tijdens het fietsen kan er van stand gewisseld worden.
De actieradius is van diverse factoren afhankelijk en wordt sterk beïnvloed door:
capaciteit en spanning van de accu, mate van ondersteuning, omgevingstemperatuur,
windkracht, bandenspanning, rijsnelheid, gewicht van de berijder en belading, gebruik
van versnellingen etc.
3. Starthulp
De fiets is uitgerust met een starthulp functie. Hiermee kan de berijder optrekken, tot
een snelheid van circa 6 km/h voor maximaal zes seconden, zonder zelf mee te
trappen. Hiervoor dient de berijder de knop ingedrukt te houden. Na het opnieuw
indrukken van de knop wordt de functie opnieuw geactiveerd. Als er mee wordt
getrapt werkt de functie, zolang de knop ingedrukt is tot maximaal zes seconden, tot
de maximale snelheid van de fiets (20-25 km/h).
De starthulp functie wordt gebruikt voor:
Extra ondersteuning bij het wegrijden.
•
Extra ondersteuning bij het fietsen tegen een berg op.
•
Versie 22.12
26/63