Het app-menu <Instellingen>
Selecteer de gewenste automatische modus en bevestig uw keuze.
13.1.4 Nalooptijd instellen
Met de functie
na de laatste gedetecteerde beweging moeten branden. Elke gedetecteerde
beweging gedurende de nalooptijd heeft tot gevolg dat de nalooptijd op-
nieuw wordt gestart.
•
•
De nalooptijd geldt voor de regelmodus en de oversturingsmodus. Zie het
hoofdstuk "Overzicht van de bedrijfstoestanden" Pagina 36 voor meer infor-
matie over de bedrijfstoestanden.
Zo stelt u de nalooptijd in:
Tik in het keuzeveld voor de tijdsduur.
Stel de gewenste tijdsduur in en bevestig uw keuze.
13.1.5 Uitschakelaankondiging instellen
De functie
looptijd is verstreken. In de uitschakelaankondigingsmodus brandt de
verlichting volgens de ingestelde helderheidswaarde voor de oriëntatiever-
lichting.
Als gedurende de uitschakelaankondigingstijd een beweging wordt gedetec-
teerd, keert de melder terug naar de laatste geactiveerde bedrijfstoestand.
Dit kan de regelmodus of de oversturingsmodus zijn.
De gewenste automatische modus is ingesteld.
Nalooptijd
kunt u bepalen hoe lang aangesloten armaturen
De minimale nalooptijd bedraagt één minuut.
De maximale nalooptijd bedraagt 240 minuten.
De nalooptijd is ingesteld.
Uitschakelaankondiging
duidt aan dat de vooraf ingestelde na-
94 / 114
NL