Onderhoud
16.2 Storingen verhelpen
Storing
Verlichting is uit.
Verlichting wordt in
het donker uitgescha-
keld, ondanks dat per-
sonen aanwezig zijn.
Verlichting wordt niet
uitgeschakeld of ver-
lichting gaat vanzelf
aan bij afwezigheid.
Melder reageert niet.
De geregelde helder-
heid past niet bij de
ingestelde lichtwaarde
Oorzaak/oplossing
•
Omgevingslicht ligt boven de vooraf inge-
stelde schakelwaarde schemerschakelaar.
•
Verlichting is handmatig uitgeschakeld.
•
Er is een te korte nalooptijd ingesteld.
•
Omgevingslicht ligt boven de vooraf inge-
stelde schakelwaarde schemerschakelaar.
•
Verlichting is handmatig uitgeschakeld.
•
De nalooptijd is nog niet verstreken.
•
Onjuiste werking door dieren.
•
In het detectiebereik bevinden zich bewe-
gende voorwerpen zoals gordijnen bij een
open raam.
•
In het detectiebereik bevinden zich ther-
mische storingsbronnen, zoals bijv. verwar-
ming of ventilatie.
•
Ontbrekende stroomvoorziening; netspan-
ning controleren.
•
Melders of lichtsensoren ontvangen door
de inrichting van de ruimte (bijvoorbeeld
donkere vloerbedekking) te veel of te weinig
weerkaatst licht.
•
Oplossing:
A. Als u armaturen met lichtsensor gebruikt,
kalibreert u de lichtsensoren. U kunt hier-
toe de afstandsbediening (zie het hoofdstuk
"Kalibratie" Pagina 53) of de app gebrui-
ken (zie het hoofdstuk "Instellen via licht-
sensoren" Pagina 99).
B. Als de lichtmeting wordt uitgevoerd door
de DALI-melder:
1. Meet met een luxmeter de helderheid bij
de armatuur.
2. Vergelijk de gemeten waarde met de
geprogrammeerde instelwaarde voor de
verlichting.
3. Pas de gevoeligheid van de melder aan
via de functie <Detector Light Factor> op
de afstandsbediening (zie hoofdstuk 8.15).
Als bijvoorbeeld de geregelde helderheid te
laag is, moet u de lichtfactor verlagen.
112 / 114
NL